Bij elke duik in de geschiedenis van het Belgische wielrennen kom je Flandria tegen. De West-Vlaamse ploeg was in de jaren ’60 en ’70 de onbetwiste nummer 1 op de internationale scène. Auteur Filip Osselaer ging grasduinen in die geschiedenis en voerde gesprekken met Aimé Claeys, zoon van oprichter Pol Claeys. Het boek ‘Het verhaal van Flandria. Over de merkwaardige opkomst en de dramatische val van de Rode Garde’ is het resultaat.
Geen wereldkampioen
Van 1959 tot en met 1979 was Flandria de norm in het wielrennen. De naam verwees naar het gelijknamige fietsen- en bromfietsenbedrijf van de familie Claeys in Zedelgem. Het bedrijf werd opgericht door Aimé Claeys. Pol Claeys dook met de merknaam het wielrennen in. In 20 jaar had Flandria diverse cosponsors – Faema, Beaulieu, Mars, Velda, enzovoort – maar de ploeg leefde altijd verder onder de naam Flandria. Ook bij Aimé Claeys die bij manier van spreken tussen de renners geboren werd en op z’n 13e al een 1e keer naar de Ronde van Frankrijk mocht. In 1971 won Eddy Merckx de Tour voor de 3e keer op rij. Joop Zoetemelk, in het shirt van Flandria-Mars, werd 2e.
‘Aimé zat heel die Ronde in de 1e volgwagen bij Briek Schotte, de sportbestuurder van Flandria’, lezen we. ‘Heel de Tour heeft hij geslapen bij Briek, in dezelfde kamer. Het is een beeld dat nu op de meest onverwachte momenten door zijn hoofd schiet. Het was in de tijd dat in de grootste koers van het jaar nog geen sprake was van vrouwen en kinderen, en toch mocht Aimé mee – zo bevoorrecht was hij, als zoon van de grote baas van Flandria.’
Een bevoorrechte getuige. Die ook als knaap van 15 jaar in 1973 het WK van Montjuich meemaaakte. Gewonnen door Felice Gimondi voor Flandria-renner Freddy Maertens, die zoals afgesproken binnen de Belgische ploeg de sprint aantrok voor Eddy Merckx. ‘Hij plofte zich neer op de passagierszetel van de auto van Flandria en begon te huilen als een klein kind’, vertelt Aimé Claeys in het boek. ‘Hij kon maar niet geloven dat hij geen wereldkampioen geworden was.’
Jan Janssen
Bij Flandria koersten heel wat grote namen. Niet alleen Freddy Maertens en Joop Zoetemelk, maar ook Rik Van Looy, de broers Roger en Erik De Vlaeminck, Michel Pollentier, Walter Godefroot, Eric Leman en in z’n laatste jaar ook de Nederlander Jan Janssen, de Tourwinnaar van 1968. In 1972 verdedigde hij de kleuren van Beaulieu-Flandria.
‘Ik was erbij toen Jan Janssen zijn contract tekende’, zegt Aimé Claeys. ‘Een man in zijn laatste jaar, zijn carrière zat erop. Ik zie hem nog binnenkomen; hij rookte een sigaret, een Peter Stuyvesant. Je mocht hem dat niet kwalijk nemen, na zoveel prachtige resultaten. En natuurlijk stond er in zijn contract niet dat hij moest presteren. Dat stond in geen enkel contract, toen.’
‘Toen Jan Janssen aan zijn laatste maanden bezig was bij Flandria, in de late zomer en de herfst van 1972, krijgt hij een jonge ploegmaat aan zijn zijde. Nou, dat is geen verkeerde, dacht ik. Ja, die jongen kon fietsen. En hij zat zo mooi op zijn fiets. Jan vroeg zich wel iets af: Waarom zit die jongen hier bij Flandria? Wat komt die hier doen? Waarom zit die jongen niet bij BIC of Mercier? Of bij SCIC, in Italië? Goeie ploegen, hoor. Met goeie renners. Waarom doet die jongen dat, rijden bij Flandria? Daar was ie te goed voor, vond ik.’
Peer van Pollentier
Jan Janssen heeft het in ‘Het verhaal van Flandria’ over Freddy Maertens. Hij tekende op 1 oktober 1972 zijn 1e profcontract. Amper 5 dagen later won hij in Zwevezele z’n 1e wedstrijd als prof. In totaal won hij 378 keer. Hij speldde per jaar soms meer dan 200 keer een rugnummer op. Vaak hielpen Marc Demeyer en Michel Pollentier hem aan een overwinning.
Aimé wil toch nog – in naam van zijn vader Pol – een kanttekening plaatsen. ‘Het klopt dat natuurlijk wel dat de renners veel moesten gaan koersen, dat zat toch vervat in het DNA van de ploeg. Mijn vader wilde dat zijn renners gezien werden in de koersen waar een verdeler van Flandria zat. En het klopt ook dat er renners waren die voor niet veel meer dan een broek en een trui reden. Maar de 3 Musketiers hoefden dat, althans in mijn beleving, niet te doen. Zij werden ingezet in de grote koersen, zij hoefden niet zoveel van die kleinere wedstrijden te rijden.’
En na de affaire met de peer van Pollentier in de Tour van 1978 – nadat hij op Alpe d’Huez geel had veroverd werd hij bij de dopingcontrole betrapt op een poging tot fraude – was het einde van de wielerploeg Flandria nabij. ‘We hebben altijd horen vertellen dat er een complot gesmeed was’, zegt Aimé. ‘Het zou te maken hebben met financiële overeenkomsten met de ploeg van ploegleider Cyrille Guimard, de ploeg van kopman Bernard Hinault. Of dat een combine was met Fred De Bruyne? Tja, we weten het nog altijd niet. We zullen het nooit weten.’