Hun tegenstanders luisterden naar de namen Louison Bobet, Hugo Koblet, Rik Van Steenbergen, Ferdi Kübler, Raphael Geminiani, Briek Schotte, Jean Robic en Stan Ockers. Maar de 3 gouden Italianen van hun tijdperk Fiorenzo Magni, Gino Bartali en Fausto Coppi dienden ook af te rekenen met Marcel Kint, René Vietto, Sylvère Maes, Raymond Impanis, Germain Derycke, Gerrit Schulte, Toni Bevilacqua en Charly Gaul. Het was een gouden tijd, met gouden helden.
Gino Bartali, de Adelaar. Fausto Coppi, de Reiger. Fiorenzo Magni, de Leeuw. Deze 3 Italiaanse tenoren – geboren, getogen en begraven in wielergek Noord-Italië – reden in d ejaren ’40 en ’50 van vorige eeuw liefst 13 seizoenen met en tegen elkaar. Ze bouwden elk een palmares op om achterover te vallen. Maar de weg naar de top was lang en bezaaid met talloze hindernissen. Dat ze niet bepaald uit rijke families kwamen, maakte het er niet makkelijker op. Coppi, Bartali en Magni bouwden een uitzonderlijk leven op, zowel op las naast de fiets. Als coureur verichtten ze enkele heldendaden. Magni won 3 keer op rij de Ronde van Vlaanderen, Bartali won de weerzinwekkende Tour van 1948 en Coppi zette een jaar later een nooit geziene Giro-bergrit naar Pinerolo naar zijn hand. Dat wordt gezien als zijn strafste prestatie ooit.
Maar alle 3 hadden ze natuurlijk ook hun verdriet. Over de tristesse van het leven, hun fietsen, hun link met de cultuurwereld en zoveel meer leest u in het boek ‘Gouden Wielerhelden’ van Giuseppe Castelnovi, dat u kan bestellen bij Wielersportboeken.