Mijn benen zijn opgeblazen, langs de binnenkant van mijn tijdrithelm druipt het zweet uit mijn zeiknatte haren. Omdat ik op deze fiets geen teller heb, weet ik niet hoe hard ik ga, alleen maar dat ik afzie. ‘Diep blijven zitten! Maak een druppel van je lichaam.’ Dat is het advies van Ruben Pols, wiens wiel ik in het eerste blok kan vasthouden. Alvorens er een gaatje valt.
Voor een buitenstaander is het in begin misschien een onzichtbaar gat, maar als renner weet je dat het mis is. Het onzichtbare gaatje wordt een wieltje, een fietslengte. Als het omhoog gaat, zijn het er inmiddels 2. Even geeft het me moraal als ik in staat blijk om juist hier het gat naar Ruben weer te dichten, maar op de top kruipt hij opnieuw van me weg. Dit doet geen pijn meer aan mijn benen, dit doet pijn aan mijn hoofd. Mocht ik al de illusie hebben om met mijn 42 jaar Dumoulin te kunnen vervangen in Rio, dan maakt Ruben me nu duidelijk dat de conditie, de snelheid en vooral het talent ontbreekt.
‘Over tijdrijden valt er weinig uit te leggen,’ had Pols, vorig jaar nog Belgisch kampioen tijdrijden bij de beloften, vooraf gezegd. ‘Diep zitten, ritme zoeken en zo hard mogelijk fietsen.’
Bedenkelijk had hij me aangekeken toen ik zei nog nooit eerder op een tijdritfiets te hebben gezeten. Alsof hij me wilde waarschuwen voor het moment dat je lichaam de hel geworden is die je probeert te ontvluchten. ‘Goed warm rijden en een tempo opzoeken dat echt tegen de grens aan ligt’, vertelt hij me onderweg. ‘Doe je dat niet, dan blaas je je in de eerste kilometers op en wordt het harken naar de finish.’
Terwijl ik hem voor mij mooi stil zie zitten op zijn fiets, schuift mijn kont bij elke trap een stukje verder naar het puntje van mijn zadel, tot ik zover naar voren zit dat ik ervan af dreig te vallen. Hoewel ik het probeer te verbergen, is harken dus precies wat ik nu doe.
“Weet je het als je een goede tijdrit rijdt?”, vraag ik Ruben. “Meestal weet ik het na 5 kilometer”, knikt hij terug. “Afgelopen jaar in Mol op het BK reed ik voor het eerst bij de profs. Ik denk dat ik te graag wilde, maar het ging mis. Ik zat te diep, kantelde mijn bekken te veel en kon mijn kracht daardoor niet goed overbrengen.”
Ik zit alles behalve te diep. Het stuur van de fiets die ik leende staat voelbaar te hoog, waardoor ik het idee heb dat ik eruit zie als een forens op een hybride. Een positie die ik vasthoud tot ik weer bij Ruben, die inmiddels uitrijdt, ben aangesloten. Hij lacht, terwijl ik als een vis op het droge naar lucht hap in de Vlaamse Ardennen rond Brakel.
“Is het goed als we zo nog een blokje doen?”, vraagt hij beleefd. “Graag”, hijg ik. “Weet je het zeker?” Verbaasd kijkt hij opzij om te zien of ik serieus ben. “Absoluut”, antwoord ik. “Stel je voor dat ik straks naar huis moet en het idee heb dat tijdrijden leuk is.”
“Als het goed gaat is het ook leuk.”
“Dat heb ik liever niet, al was het maar omdat er geen nieuwe fietsen meer in mijn schuur passen.”
Met een korte piep geeft de fietscomputer van Ruben aan dat het volgende blok is begonnen. “Ik zal dit blok iets onder wedstrijdtempo rijden”, stelt Pols me gerust terwijl hij aanzet. Even weet ik aan te klampen, maar de brand in mijn benen blijkt nog niet geblust. Verdwaasd staar ik zonder echt iets te zien de diepte van de weg in.
Ik denk niet na, ik fiets. Yves, die achter ons aanrijdt voor foto’s en film komt naast me rijden en moedigt me denk ik aan, maar onder mijn tijdrithelm hoor ik weinig. Ik voel slechts hoe het zweet als watervallen uit mijn haren lijken te stromen. Ik zie hoe hij voor me gaat rijden zodat ik kan stayeren, maar ik weiger gebruik te maken van zijn slipstream. Al was het maar om wat Ruben in de korte uitleg voor ons vertrek zei. “Tijdrijden is ook pijn kunnen en vooral durven lijden.”
Afzien wil ik, alsof de Route des Lessines waar we nu fietsen mijn vallei van de schaduw van de dood is. Natuurlijk zie ik dat het gat de 2e keer nog groter is dan de 1e toer. Zoals ook de gedachte dat ik – was ik op tijd begonnen met wielrennen – een man voor het klassement zou zijn, aan gruzelementen is gereden door dit 21-jarige talent van Topsport Vlaanderen-Baloise.
Maar verdomme, wat is dit mooi!
Foto- en videomateriaal: WielerVerhaal.