Er hangt een soort voorzichtige verlegenheid over hem als hij de deur opent. Al kan het ook gewoon z’n rust zijn die je voelt. Geen grote gebaren bij Dylan Teuns. Geen armgezwaai. Wel kalmte en bescheidenheid. Dan al weet ik dat het een intrigerende babbel zal zijn. Eentje waarin het niet gaat om de woorden die door de kamer galmen. Wel een babbel van de details. Met aandacht voor houding en uitstraling. Met aandacht voor de persoon achter het gezicht.
En die persoon is boeiend. Wij Limburgers trappen niet altijd met mondeling geweld de deur in. Wel staat bij ons Limburgers de deur open. Niet op een kier. Niet net uit het slot getrokken. Groot en wagenwijd open. Bij de rustigere types onder ons vertaalt zich dat niet in een spraakwaterval, in tegenstelling tot onze noorderburen aan de andere kant van de Maas. Noch in een knuffel en een welkomstkus. We houden iets meer vast aan onze personal space, in tegenstelling tot onze Franstalige buren uit het Luikse.
Bij rustigere types gaat het om uitgestraalde warmte.
Dat is net het gevoel dat je bij de familie Teuns krijgt. Je bent er welkom. Je stelt er je vraag en er komt een bijna verlegen antwoord op. Niet alleen in de babbel, maar in haast elke handeling van Dylan is die rust en warmte terug te vinden. Soms vraag ik me af waaraan hij denkt. Op dat moment waarop hij z’n schoenen aantrekt. En in alle stilte de rest van z’n materiaal verzamelt. Moeder staat en strijkt. Ze kijkt naar haar zoon, maar veel woorden vallen er niet. Ze laat hem rustig in zijn cocon.
Hij maakt zich klaar voor een laatste rit op Belgische bodem, terwijl de koffer richting Abu Dhabi op hem staat te wachten. Mijn camera is op zijn handelingen gericht. Zelf kijk ik naar zijn ogen. Probeer ik te lezen wat er in dat hoofd omgaat. Een 6e zintuig heb ik niet, maar wel merk ik plots hoe hij een lijstje overloopt. In zichzelf. Hij kijkt naar z’n pols en haast zich naar z’n bagage. Een horloge van een nieuwe sponsor. Hij moet er nog even aan wennen die niet te vergeten.
Niet klein te krijgen
Thuis in Halen staat het leven in teken van de koers. Vader en moeder Teuns zijn gewend aan een reizend jong in hun midden. Het is normaal dat hij gaat. En telkens weer terug thuiskomt. Je krijgt er vooral niet de indruk dat hun zoon voor een grote macht in het peloton rijdt. De manier waarop ze er allemaal mee omgaan, toont dat het hen gaat om de koers. Niet om het feit dat Dylan voor BMC rijdt. Niet om het feit dat 1 van de kopmannen in zijn ploeg Greg Van Avermaet heet. En toch.
Rodriguez. Mollema. Rosa. Kangert. Gasparotto. Bardet. Valverde. Alaphilippe.
In dat gezelschap van wereldniveau bereikte hij vorig jaar de finish in Ans. De slijtageslag tussen Luik en Bastenaken had hem niet klein gekregen. Die dag was hij ook een winnaar. Hij had zichzelf in een elitegroep kunnen handhaven en ging beseffen dat Luik z’n droomkoers is. Terwijl de koude vooral pijn deed. En de vermoeidheid de benen had leeggezogen. De grimas trok het gezicht scheef. En ginds in de verte vierde een Nederlander.
Hij bevestigde tijdens onze babbel. Welke is je favoriet? Brabantse Pijl, Amstel Gold Race, Waalse Pijl of Luik-Bastenaken-Luik. Nog geen seconde nadat de laatste letter over mijn lippen rolt, antwoordt hij vol overtuiging: Luik. Het was de manier waarop die me innerlijk deed glimlachen. Hij weet echt wat hij wil. Teuns is niet de jongen die met grote woorden beschrijft waar hij z’n toekomst ziet eindigen. Alleen, toen, op dat moment, bij het uitspreken van dat ene woord, ontsnapte hem een overvloed aan ambitie.
Die voorzichtige verlegenheid zal altijd z’n troef blijven. Nu dan misschien nog geen grote gebaren, maar het moment waarop die armen de lucht in gaan, dat komt er.
Zonder twijfel.
Fotomateriaal: BMC Racing Team, copyright Tim De Waele.