Boos was ik. Mijn hart ging als een gek te keer. Ik moést daar weg. Nog nooit was ik zo geconfronteerd met de respectloosheid voor het vrouwenwielrennen.
Ik was van plan een videodagboek te maken, een blog over mijn ervaringen voor en na mijn Belgisch kampioenschap. In de filmpjes die ik al had gemaakt, was ik enorm enthousiast. Een Belgisch kampioenschap is dan ook een feest! Maar die goesting verdween snel na mijn wedstrijd. Niet omdat ik slecht had gereden, nee. Hetgene dat mijn ogen te zien kregen na afloop, was gewoon misselijkmakend.
Het begon eigenlijk al de dag voordien. De verzorger van onze ploeg en mijn vader kwamen terug van de briefing. Daar waar belangrijke informatie over de wedstrijd wordt gegeven en de rugnummers worden uitgedeeld. De koersdirecteur kon ‘helaas’ niet aanwezig zijn bij deze briefing voor de dames. Hij had andere belangrijke zaken te doen. Die ‘andere belangrijke zaken’ bleken even later niets minder dan het slurpen van een glas champagne te zijn.
Ik hoop dat zijn glas champagne net zo op zijn maag heeft gelegen als mijn ontbijt de volgende ochtend tijdens de wedstrijd. Om 5u30 zat ik mijn ontbijt binnen te wringen, mijn maag begreep er niets van. Ook de latere gelletjes en sportdranken kwamen als een shock aan in mijn maag. Een wedstrijd zo vroeg op de dag brengt je lichaam dan ook compleet in de war.
Om 8 uur besloten mijn twee ploegmaatjes en ik het startblad op het voorziene podium te gaan tekenen. Het volk dat aan dat podium stond te kijken kon je op één hand tellen. Ik besloot dan maar zelf een foto te nemen van ons. Een statement uit teleurstelling. Even later bleek ook waarom er amper iemand stond: de voorziene shuttlebussen reden gewoon nog niet. Er was helemaal niet gedacht aan die paar mensen die wél graag naar de dameswedstrijd wilden komen kijken.
De verdeeldheid was ook op de voorziene rennersparking te merken. We mochten de parking met onze auto niet op, terwijl we wel de reglementaire parkeerkaart bij hadden. “Er is anders geen plaats meer voor de UCI-ploegen,” werd ons verteld. We waren dus genoodzaakt ons in de graskant langs de weg te zetten. Een middeleeuwse verdeling als je het mij vraagt.
Tijdens de wedstrijd was er amper volk langs de kant te bespeuren. Enkel aan de finish zag je wat meer nieuwsgierigen opduiken dan anders. Gelukkig waren er ook wel de trouwe dameswielrennen supporters, die ik dan ook heel dankbaar ben. Toen ik een ronde na half koers de wedstrijd moest verlaten, besloot ik de teleurstelling te laten bezinken door nog wat los te rijden doorheen het rennerspark.
Ondertussen was er veel meer volk komen opduiken, maar die hadden zich vooral verspreid in dat rennerspark en aan het startpodium waar onze mannelijke collega’s ondertussen warm onthaald werden om het startblad te tekenen. Ik baande me een weg door hen en kreeg meerdere malen een vreemde blik op mij gericht. “Ha ai ai, da maske heeft de wedstrijd al moeten verlaten!” Hoorde ik dat nu echt goed? Ik ben benieuwd of de favoriete renner van die supporter zijn wedstrijd wél heeft uitgereden.
Ik kleedde me snel om in de hoop de finish van mijn collega rensters nog te zien. Maar ik geloofde mijn ogen niet bij mijn terugkeer. Een mensenzee stond aan het startpodium naar de renners te kijken. Datzelfde startpodium waar die ochtend geen kat te bespeuren was. Met nog één ronde te gaan werd de achtervolgende groep op 30 seconden uit koers gehaald. Ik begreep er niets van. Tot ik naar mijn horloge keek. Aha! Zoals ik al voor de aanvang van de wedstrijd had voorspeld: de wedstrijd van de dames zou nooit op tijd afgelopen zijn voor de aanvang van de wedstrijd van de mannen.
Er ontstond één grote soep. De laatste renner had het startblad getekend waardoor alle supporters zich een weg baande naar de ‘start’, waar de nieuwe Belgische kampioene nog moest finishen. Rensters die uit koers werden genomen, moesten zich een weg zoeken doorheen die mensenzee. Zelfs volgwagens konden niet meer door en moesten een andere weg zoeken. Het was chaotisch, druk maar vooral zo respectloos voor de rensters. Het leek alsof ze niet rap genoeg van de baan konden zijn om plaats te maken voor het ‘echte’ werk.
Het gevoel dat ik op dat moment had, als enkeling middenin die zee van mensen was onbeschrijfelijk. Alsof ik elk moment kon ontploffen en iedereen persoonlijk wou aanspreken en vragen waarom ze niet met hetzelfde enthousiasme naar het vrouwenwielrennen kwamen kijken. Maar ergens kon ik ze het niet kwalijk nemen. Hoe kan je immers enthousiast zijn over iets dat amper media-aandacht krijgt?
Zo was ik ook enorm teleurgesteld in Sporza en de RTBF. Mijn vraag aan Sporza dat het niet eens tijd werd dat de vrouwenwedstrijd ook een live-uitzending krijgt, bleef onbeantwoord. Even later kwam Sporza met ‘groot nieuws’: de ontknoping van de wedstrijd zou te zien zijn op een livestream. Ik opende het artikel en las de laatste zin: ‘U kunt op onze livestream de laatste ronde van 15,4 kilometer bekijken, zodat u niets hoeft te missen van de ontknoping.’ De paar enkelingen die die dag wel degelijk de livestream volgden kregen amper iets te zien. Het geluid ontbrak, er werden meer beelden van de omgeving gemaakt dan van de rensters zelf én de finish werd niet eens getoond. Het respect was wederom ver te zoeken.
Mijn verhaal is niet zo zeer een schreeuw om meer aandacht maar wel om respect. Respect van organisators, media en toeschouwers. Respect dat op het afgelopen Belgisch kampioenschap amper aanwezig was.
Fotomateriaal: social media.