Waar zijn ze, de beelden van met modder besmeurde gezichten en de klappertandende renners op een podium? Niks van dat alles dit seizoen. Doen wij aan de kersttafel nog zoveel moeite om mijn West-Vlaamse, ooit misschien, schoonbroer-to-be uit te leggen wat het verschil is tussen ‘drek’ en ‘sladder’, respectievelijk droge modder en kletsnatte smurrie. We lachen er wel mee, maar diep vanbinnen heerst pure frustratie.
Ik wandel vanmorgen heel voorzichtig naar mijn auto. Bij de laatste trede heeft het ijs me dan toch te pakken. De rug kantelt naar achter. De armen breed. In een poging enigszins evenwicht te vinden. Langzaam kom ik tot stilstand. Met de voeten op de rand van het trottoir. Ik kijk even rond. Zonder twijfel heeft de kinesist me door zijn kleine raampje zien schaatsen. Sierlijk als altijd, uiteraard. Dat mag ik vanavond weer aanhoren. Als mijn rug op wekelijkse controle gaat. Ook zonder dat hij de ijsvlakte raakt. Gelukkig maar.
Ik kijk naar buiten en de zon schijnt. Al de hele dag. Voorspellen ze nog meer van dat ijzelgedoe en zelfs sneeuw. Ik vloek. Voorzichtig. Binnenin. Wat heb ik daar nu aan? Wat heb ik daar nu aan als veldritliefhebber? Aan een ellendig spectaculaire brug die misschien te glad gaat zijn om te gebruiken? Aan een alternatieve route? Wat heb ik daar in godsnaam aan als ik al maanden hunker naar de modder?
Banaliteit
Het is een banaliteit. Dat is waar. Maar het is een banaliteit die mijn leven bepaalt. Die er onbewust voor zorgt dat mijn interesse in het veldrijden net iets minder groot is dan andere jaren. Dat het hunkeren naar het koersen op de weg weer net iets groter is dan andere jaren. Iedereen wil toch die beelden van gezichten onder dat heerlijke slijk. Gezichten die plots een hele rij witte tanden vertonen als de armen de lucht in gaan. Fietsen die zwaar aangeladen in de materiaalpost omver gesmeten worden. Waar plots een proper stalen ros het heft in handen neemt.
Begrijp me niet verkeerd. Ik hou enorm van zandcrossen. En ik hou ook wel van een vliegmeeting. Zo nu en dan. Van technische parcoursen waar een schaatser het voordeel heeft. allemaal geen probleem. Wel een probleem als die afwisseling te beperkt wordt. En het keuzemenu inkrimpt. Wel een probleem als weides plots overal lekker bollend liggen. En nergens in Vlaanderen nog verzopen gras te vinden is. Dan heb ik er wel een probleem mee.
Moddergevecht
Er is niets zo leuk als naar de cross te gaan. Met de rubberen laarzen rond de benen en de voeten tot over de enkels in de ‘sladder’, zoals wij dat dus thuis zeggen. Dat gevoel dat in het begin wel leuk is, maar dat nadien overheerst wordt door de kilte die door zo’n rubberen zool heen sluipt. Dat je dan doet trippelen, van links naar recht. Alleen kan het niet. De modderlaag is zo dik, dat je je laarzen bijna laat steken. Dat. Dat is cross. In de meest pure zin van het woord.
En dat is wat we al te lang moeten missen. Dat is waar de renners naar hunkeren en waar ik ‘s nachts over droom. Een stevige regenbui zal het tij niet doen keren. Daarvoor heeft het ondertussen te hard zitten vriezen. Ach. Een nieuw superspannend duel Van Aert versus Van der Poel en mijn honger is voor een groot stuk weer gestild. En toch. Dat echte moddergevecht tussen die twee moet er nog van komen.
Crosswaardig
Daar waar het stompen het haalt boven pure snelheid. Waar kracht het haalt van loepzuivere techniek. Waar de valpartij altijd om de hoek loert. Waar het juiste spoor plots drastisch eindigt in een verdoken plas. Daar waar de ene loopt en de ander spartelt op de fiets. Wanhopig of net snel genoeg. Daar waar de materiaalpost geen uitzonderlijke noodpost is, maar een écht deel van winnen/verliezen. Dan heeft het veldrijden zijn naam weer waardig gemaakt.
Tot dan blijf ik waarschijnlijk overhellen naar de weg. Blijf ik me verdiepen in dat grote 200-koppige peloton. Daar waar de weersomstandigheden de voorbije jaren haast extremer waren dan in een veldritwinter.
Te warm. In Qatar. Te winderig. In Gent-Wevelgem.
Maar nu. Nog even. Te koud. En vooral graag te nat. In Vlaanderen. En Luxemburg.
Dank.
Fotomateriaal: Davy De Blieck.