Qua media-aandacht beleefde Thomas Dekker het afgelopen jaar misschien wel het hoogtepunt van zijn carrière. Hij werd gevraagd voor de Nederlandse en Vlaamse tv, voor lezingen, etc…. Aanleiding hiervoor was zijn boek, geschreven door journalist en ex-prof Thijs Zonneveld. Dekker vertelt hoe hij opklom naar de top, waarom hij greep naar de verboden middelen, hoe hij helemaal ontspoorde en hoe hij langzaam, erg langzaam, uit het dal kroop. Niets of niemand wordt ontzien: Rabobank niet, Michael Boogerd niet en vooral Thomas Dekker zelf niet.
Het begin klinkt vrij bekend: een bescheiden, normaal Nederlands gezin waarin de zoon besluit om te gaan koersen. Samen met zijn ouders en zus rijdt Thomas elk weekend naar de koers. Als tenger ventje is hij geen hoogvlieger, maar een groeispurt later komt zijn talent bovendrijven. Bij de junioren wordt hij geselecteerd voor de Nederlandse nationale ploeg en bij de beloften is hij absolute wereldtop. Toen was Thomas nog in de eerste plaats een jongetje dat ervan droomde om prof te worden.
“In de zomer van 1998 waren we met vakantie op een Franse camping. ’s Morgens fietsten we zelf, ’s middags keken we naar de Tour de France op een klein tv’tje in de kantine van de camping. Mijn vader met een biertje, ik met een glas limonade. Het Nederlandse wielrennen stelde in die jaren geen ruk voor, maar in die editie reed Michael Boogerd als een straaljager. Hij droeg een rood-wit-blauwe trui en klom met de beste renners van de wereld. Ik was 14 en vond het geweldig wat hij deed. Ik schreeuwde naar de tv om hem aan te moedigen en hoopte met alles wat ik had dat hij niet zou hoeven lossen uit de groep met klassementsrenners. ’s Avonds staarde ik liggend op een luchtbed naar het tentzeil en fantaseerde over mezelf in de Tour. Over winnen. Over truien. Over hoe hard ik op kop zou rijden, met een groep stervende concurrenten in mijn wiel.”
Stoer doen
Een droom die snel in vervulling zou gaan. In zijn eerste profjaar kan Dekker al meteen een paar keer zijn klasse laten zien. Hij heeft zelfs het potentieel om de beste van de wereld te worden. Hij gedraagt zich dan ook als een echte vedette: alles wordt voor hem gedaan. Zelfs zijn eigen boterhammen maakt hij niet zelf! Thomas wordt stilaan een arrogant ventje, heeft meerdere liefjes en ook in het uitgaansleven wil hij voor niemand onderdoen.
Een trainingskamp bij Rabobank kan kort worden samengevat: trainen en zuipen. Profs moeten 100% leven voor hun vak, denken wij dan…. Maar als je leest wat Dekker allemaal uitspookt, is het bijna een wonder dat hij nog recht met een fiets kan rijden. En toch blijft Dekker, met al zijn talent, goed presteren.
“We drinken, we lallen, we worden uit bars gezet omdat we ons misdragen, we kotsen tegen bushokjes en we strompelen laveloos terug naar het hotel. Tijdens de trainingen wordt er kneiterhard gereden, vooral door de renners die het meeste drinken. Niemand wil voor de anderen onderdoen; hoe stoer je bent wordt afgemeten aan hoe hard je fietst én hoe hard je drinkt. Ook met een kater sta je om tien uur stipt klaar voor de training. Te laat komen doet niemand. Op Óscar Freire na dan. Maar die is standaard te laat.”
Waarschuwingen
Tot hij in zijn eerste grote ronde toch nog een niveauverschil merkt. Om bij de echte toppers te horen is er meer nodig dan talent en trainen. In zijn drang om de beste te zijn, grijpt Dekker naar de doping. Hij beschrijft heel open hoe het eraan toe gaat: wat hij allemaal gebruikte, de rol van Boogerd, de rol van de ploeg, hoe er over doping wordt gedacht binnen het peloton, hoe hij eraan kwam. Ook naast de koers zal Dekker helemaal ontsporen: zijn familie, vriendin en vrienden duwt hij steeds verder van zich af. Drank en hoeren zijn een bijna dagelijks ritueel. Voor een belangrijke koers zet hij gewoon een spuitje extra en hij vliegt over de bergen.
“Ik ben van God los. Ik ben alle grenzen voorbij. Ik gebruik bloedzakken, ik spuit Dynepo, ik vraag bij de ploeg om cortisoneninjecties. Als dit poker is, dan ben ik all in. De ploeg heeft geen vat meer op me.”
Ondanks enkele waarschuwingen gaat Dekker gewoon door met het nemen van doping. Hij raakt compleet de weg kwijt en de ploeg verliest de controle over hem. Zoveel arrogantie moet uiteindelijk wel bestraft worden. In 2009, net voor de Tour, wordt hij geschorst voor 2 jaar. Dekker zet het op een zuipen en belandt in een diepe put. Wanneer hij uiteindelijk toch terug begint te trainen, geraakt hij nog nauwelijks in een koerstenue.
“Waar ben ik mee bezig?”
“Er is niets meer over van het lichaam waarmee ik in de lente nog met de beste renners ter wereld omhoog reed. Maar zelfs de aanblik van mijn buik is geen reden om mezelf een schop onder de kont te geven en te gaan trainen. In plaats daarvan bestel ik nog een fles wijn. Ik ben constant op de vlucht voor mezelf. In het 1e jaar na mijn schorsing geef ik alleen al anderhalve ton uit aan vakanties. Maar waar ik ook naartoe ga, ik ga altijd met mij mee.”
Het is bijna een wonder dat hij nog een contract krijgt, maar Jonathan Vaughters besluit om Dekker nog een kans te geven. Een kans die hij met beide handen grijpt, zou je denken. Niet dus. Het wordt veel minder erg en van de doping blijft hij af, maar wat er ooit in zat, zal er nooit meer uitkomen….
“Om 5 voor 7varriveren we bij het hotel; ik vraag de chauffeur om me om de hoek af te zetten. Ik ren naar de voordeur, sluip de lobby door zodat niemand me ziet. Ik kijk om het hoekje van de ontbijtzaal: daar zitten de 1e renners al. Ik neem de lift naar mijn kamer; mijn slapie is al weg. Ik moet eigenlijk meteen andere kleren aantrekken en naar beneden rennen, maar ik ga op de rand van mijn bed zitten, met mijn hoofd in mijn handen. Waar ben ik allemaal mee bezig?”
Aanrader!
Het verhaal van Dekker is dat van een klein jongetje dat ervan droomt de beste wielrenner ter wereld te worden. Maar alles dat hij heeft kapot zal maken tot er uiteindelijk niets meer over blijft. Voor sommige wielerliefhebbers kan dit boek een grote ontgoocheling zijn. Wie een idealistisch – en naïef – beeld heeft van het wielrennen – en dit ook wil behouden – mag dit boek zeker niet lezen. Voor zij die de waarheid willen weten, is dit boek een echte aanrader. Onverbloemd vertelt Dekker het gevecht van een verloren talent: zíjn gevecht.
Fotomateriaal: ‘Thomas Dekker: Mijn gevecht’ – Davy De Blieck.