We zijn intussen half september en het wegseizoen zit er bijna op. De Vuelta is gereden en de crossers zijn zelfs al het veld ingedoken. Maar vooraleer het echt zover is, wachten ons nog enkele belangrijke afspraken. Te beginnen met het WK natuurlijk, maar met Parijs-Tours staat er ook voor de sprinters nog een lekker dessertje op het menu. En natuurlijk is er nog altijd de Ronde van Lombardije, misschien wel de zwaarste klassieker van het jaar. De Koers van de Vallende Bladeren stond de afgelopen jaren vaak garant voor spektakel en ook dit jaar belooft het opnieuw een pittige koers te worden. Met onderweg: de Muro di Sormano, een muur om van achterover te vallen!
De Muro di Sormano…. het klinkt afschrikwekkend en dat is het ook. Vraag maar aan de deelnemers van de Ronde van Lombardije in het begin van de jaren ’60. Zowel in ’60, ’61 als ’62 was de puist uit Noord-Italië in het parcours opgenomen, maar daarna werd hij al geschrapt. De reden: te steil! En we kunnen het protest van de renners best begrijpen. Over de afstand van een kleine 2 km moeten maar liefst 304 hoogtemeters overwonnen worden. Goed voor een gemiddeld stijgingspercentage van maar liefst 15,2%. U leest het goed: gemiddeld 15,2%. Niet maximaal dus. De maximale stijgingsgraad bedraagt 27%. Wat doen ze de renners toch aan, zo laat op het seizoen?
Vanuit Maglio
De bekendste weg naar de top van de Muro di Sormano, op 1.124m boven de zeespiegel, is die vanuit Maglio. Ook in de Ronde van Lombardije wordt de berg langs deze kant beklommen. Als opwarmertje krijg je dan wel de Colma di Sormano voorgeschoteld: 5,2 km klimmen aan 6,6% gemiddeld. Voor de klimmers onder ons geen enkel probleem, maar voor wie een kilo’tje te veel met zich meedraagt, kan dit toch al in de kleren kruipen. En dan moet het monster nog komen.
De Muro is kort, maar krachtig. Na de Colma gaat het eigenlijk meteen steil bergop. Op het smalle paadje tussen de bomen is er maar 1 mogelijkheid: blijven trappen! Want stil staan is omver vallen. Het zwaarste stuk, van 25 tot 27%, bevindt zich na ongeveer 1,2 km. Dan zit het ergste erop, maar echt uitblazen kan je niet. Pas op 400m van de top wordt de weg iets vlakker. Al is ook dat relatief, met een gemiddeld percentage van nog steeds 9%.
Met wat valt de Muro dan te vergelijken? Met niets eigenlijk. Zelfs de Muur van Hoei is niet eens zo lastig. Het is dan ook niet echt een aanrader. Zelfs profrenners kruipen er naar boven. De Muro is dan ook niet genieten, maar 2 km lang afzien. Wie eens tot het gaatje wil gaan op training, ga je gang. Wie eens een mooi ritje door de Alpen wil afleggen, laat de Muro di Sormano maar links liggen. Het is je vergeven.
Lombardia
Na het rennersprotest in 1962 besloten de organisatoren om het tussen Como en Lecco geprangde monster links te laten liggen. Tot de klim 5 jaar geleden een volledig nieuw wegdek kreeg. Niet dat dat het veel gemakkelijker maakt, de stijgingspercentages blijven dezelfde. Maar tegenwoordig moet het allemaal veel spectaculairder in de koers en dan is zo’n killer een welgekomen geschenk. In de jaren ’60 moesten veel renners nog afstappen en ook het huidige wielerpeloton bijt zijn tanden stuk op de beklimming.
In 2012, de 1e keer dat de Muro terug in het parcours werd opgenomen, kwam Bardet er als 1e boven. In 2013 toonde Quintana zich er de beste en in 2015, de tot nu toe laatste beklimming in koers, rondde Kwiatkowski als primus de top. Op korte afstand gevolgd door Tim Wellens. Voor de rest beleefden de Belgen nog maar weinig plezier aan de Muro. Vaak was het breken en barsten voor de jongens.
En ook dit jaar mogen we dus kijken naar zwoegende renners op een onmenselijk steil ding. Na de top van de Muro is het dan wel nog 50 km tot de streep, wie daar door het ijs zakt, kan het wel schudden. In de laatste 20 km volgen namelijk nog 2 klimmetjes, waaronder de Madonna del Ghisallo, maar op de Muro zullen de favorieten al weten hoe laat het is. Het parcours is bijna identiek aan dat van 2015, toen Nibali na een knotsgekke afdaling solo finishte in Como. En ook dit jaar is hij 1 van de topfavorieten.