We treffen Kenny De Ketele en Moreno De Pauw op de wielerpiste Eddy Merckx aan de Gentse Blaarmeersen, vlak na hun allerlaatste stevige training, exact 2 dagen voor de start van hun razend drukke winter. Het is de Waaslander die de deur van de kleedkamer open zwaait. “Voilà, laat het seizoen maar beginnen”, grijnst hij. Maar als ook De Ketele buitenkomt, blijkt wie de leider is. “Wij gaan eerst eten!” Een kwartier later schuiven ze in de kantine de voeten onder tafel. Een gesprek over de koers. Mét een groot hart!
Heren, jullie zijn mannen van de streek. Waar ligt jullie roots precies?
Kenny: “Ik ben geboren in Oudenaarde maar heb altijd in Gavere en Gent gewoond. Op mijn 21e ben ik verhuisd naar Oudenaarde. Maar voor mijn gevoel ben ik wel Gentenaar. Mijn moeder woont nog altijd in Ledeberg, op minder dan een kilometer van ‘t Kuipke. Het is bij ons altijd piste geweest. Ik was 8 of 9 jaar toen ik naar de Gentse Zesdaagse kwam kijken in ‘t Kuipke. Ik ben daarna alle jaren komen zien, tot ik op mijn 15e eindelijk zelf mocht gaan koersen.”
Moreno: “Geboren en getogen in Sint-Pauwels. Ik was 14 jaar toen ik met mijn grootvader naar de piste trok. Na 10 minuten was hij mij al kwijt, ik zat bovenaan aan de balustrade en ben er nooit meer afgekomen. De piste was direct de perfecte match.”
Hoe, waar en wanneer hebben jullie elkaar leren kennen?
Kenny: “Er is wel een kleine generatiekloof tussen ons, maar bij de beloften werden we gemixt. De basis van onze vriendschap hebben we hier gelegd in de fitness, waar een kinesist, Bob, met ons oefeningen kwam doen. We hadden een groepje, maar bijna niemand was gemotiveerd. We bleven met ons 2 over en hielden het lang vol. We hebben dan samen eens een Vlaams kampioenschap ploegkoers gereden en werden 2e na Iljo Keisse en Gianni Meersman. Ons contact was dus goed, tot we in 2012 samen naar het EK gingen. Daar hebben we 4 weken lang de kamer gedeeld. En van dan af zijn we altijd samen gebleven.”
Doe eens een pleidooi voor de piste.
Moreno: “Je kan er natuurlijk veel doen. Veel toppers zijn op de piste geschoold, kijk naar Mark Cavendish en Elia Viviani. Het is dus een goede leerschool voor een wegcarrière. Je leert sturen, beensnelheid en souplesse worden gekweekt. Je zit binnen, het is droog op de piste. En het is veiliger dan op de weg.”
Kenny: “De laatste jaren zijn alle neoprofs bij Team Sky gasten die wij al lang kennen van op de piste. Zoals Moreno zegt, alle aspecten van het wielrennen vind je op de piste terug. Snelheid, coördinatie, sturen, afstanden inschatten, krachten doseren, rivalen leren kennen en snellere renners kloppen. Want het is niet omdat je de snelste bent, dat je de sprint wint. Op de piste leer je hoe je dat moet aanpakken. Op de piste rijden en dat combineren met duurtrainingen is de beste basis om een wielerloopbaan uit te bouwen. Helaas hebben ze dat in België niet zo begrepen.”
Wat voor ploegmaat is Moreno?
Kenny: “Moreno is altijd opgewekt, hij komt hier zelden tegen zijn goesting toe. Dat is een aspect dat me altijd heeft aangesproken in hem. Maar nog belangrijker is zijn snelheid, Moreno is ongelofelijk snel en kan de sprints afmaken. Dat was de basis van onze samenwerking. Intussen is hij een stuk sterker geworden en heeft hij veel ervaring. Hij is uitgegroeid tot een goed uitgebalanceerde renner. Ze zeggen dat ik het brein ben en hij de snelheid, maar die typering is al enorm vervaagd. Ik moet hem niet elke koers bijsturen, het grootste werk is al geleverd. Het zijn altijd de administratieve zaken die ik moet doen, zoals interviewaanvragen beantwoorden, vliegtickets boeken, etc..”
En hoe is hij op menselijk vlak?
Kenny: “Op menselijk vlak is hij altijd al veel te braaf geweest. Soms moet hij voor zichzelf kiezen, en hij is daar wel al veel in gebeterd. Vroeger kon je hem alles laten doen. Als hij een bepaalde koers moest rijden, deed hij dat, ook al was het ferm tegen zijn goesting. Nu komt hij voor zichzelf op en daar heb ik wel een rol in gespeeld. Hij is heel kalm en altijd vrolijk. Ik ken geen mensen die Moreno niet graag zien.”
En nu omgekeerd!
Moreno: “Voor de 6-daagse van Londen in 2015 koos Kenny er voor om samen met mij te rijden, terwijl hij al voorstellen had gekregen om aan betere coureurs gekoppeld te worden. We hebben ginder gewonnen en zijn die winter niet meer van elkaars zijde geweken, behalve in Gent. Als Kenny me niet had gekozen voor Londen, was het misschien allemaal anders uitgedraaid met mij.”
“Kenny is ook de motor achter ons, zelfs als we niet aan het koersen zijn kijkt hij hoe we tactisch gaan moeten rijden tegen de verschillende ploegen en waar we punten zouden kunnen pakken. Dat advies probeer ik altijd zo goed mogelijk op te volgen. Er is, zeker technisch gezien, geen enkele ploeg die beter aflost dan wij samen, dat is gegroeid met de jaren. We zijn samen beginnen rijden omdat we goed overeenkwamen naast de piste en hebben die lijn sportief doorgetrokken. Kenny zorgt voor heel onze baanploeg en zet die kwaliteiten nu ook als bondscoach van de juniores in de verf. Kenny kan de koers goed lezen en jongeren heel goed motiveren, en met dat vertrouwen leer je een koers winnen.”
Schep eens een romantisch beeld van de Gentse 6-daagse.
Kenny: “Goh, ik denk niet dat je het in de romantische sfeer moet gaan zoeken. Als je de mannen op zaterdag ziet rond sleuren met vuilbakken en ze stapelen lege bekertjes op het middenplein om erover te springen,… Veel romantiek zit daar niet achter. (lacht) Maar voor ons als renners is de binding met de 6-daagse inderdaad wel mooi. Het Gentse Kuipke spreekt tot de verbeelding. Het feit dat een grote kampioen as Bradley Wiggins hier zijn carrière met een Tour de France en Olympische medailles wilde afsluiten, zegt al veel. Dat is een romance op zich. Sportief gezien is het niet het hoogtepunt van het jaar, want kampioenschappen en de Spelen, dáár doen wij het voor. Maar de Gentse 6-daagse komt er altijd tussen en we kunnen het nooit laten om onze tanden erin te zetten.”
Moreno: “Het is de enige keer in het jaar dat wij in de spotlights staan. Elke dag in de kranten en op het nieuws, dat is enerzijds leuk en anderzijds is het publicitair gezien ook goed voor onze sponsors. De sfeer is hier heel apart, moeilijk te omschrijven. Wij rijden makkelijk 120 km op een avond, dus we zijn na een paar dagen echt wel moe, maar door het uitzinnige publiek voelen wij dat niet. Ik krijg al kippenvel als ik er aan denk. Voor die kick van het publiek doen we het.”
Kenny: “Die 120 km klinkt trouwens niet veel, want op de weg zijn het er vaak 200. Maar wij rijden geen enkel nummer onder de 50 km/h, hé. Het is altijd vol met de gaspedaal open. Op zo’n pisteke van 166 meter is 120 km echt wel veel. Geen idee hoeveel rondjes dat zijn, maar het zijn er veel (723, red)!”
Hoe hebben jullie de Gentse 6-daagse de voorbije jaren zien evolueren?
Kenny: “Ik ging als jongen kijken naar Etienne De Wilde, was een enorme fan van hem. Maar toen hij stopte was er in de Belgische wielerwereld even paniek over wie hem zou moeten opvolgen. Al snel bleek dat Iljo Keisse en Matthew Gilmore de fakkel overnamen. Nu staan er opnieuw veel Belgen aan de start en dat is alleen maar mooi. De grote namen – zoals vorig jaar Wiggins, Cavendish en Viviani – aanvullen met een paar talentvolle Belgen die niet worden weggereden, dat is chic. De internationale 6-daagsewereld heeft enorm veel klappen gekregen, maar die van ons blijft wel gewoon draaien. Het is zelfs altijd behoorlijk snel uitverkocht. Het concept van jonge Belgen slaat aan, het is interessanter dan nog 2 Tsjechen en 2 Russen erbij. De organisatie slaagt erin om een goed middenveld op te stellen en dat zorgt voor een mooie koers.”
Waar staat de Gentse 6-daagse internationaal op sportief niveau?
Moreno: “Een 6-daagse is nog iets anders dan een kampioenschap, maar in het wereldje van de 6-daagses wil iedereen in Gent winnen. Dat staat mooi op je palmares, want iedereen weet dat hier hard wordt gekoerst en dat er nooit cadeaus worden uitgedeeld. Als je hier kunt winnen, krijg je veel respect. Op zich zou ik nog liever het WK winnen, maar het is toch close. Het gaat om die regenboogtrui, hé. Dat is een droom om die ooit te dragen, dat weet Kenny wel. Hij heeft er al 1, en daar moet er nog 1 bij komen, zegt hij. (lacht) Als we podium kunnen rijden zoals dit jaar, kunnen we in een goede dag ook winnen.”
Kenny: “In Gent zijn veel toeschouwers die echt voor de koers komen kijken. Het Gentse publiek is een kennerspubliek. Hier moet je niet afkomen met een magere show, of de koek rap-rap verdelen. Dat pakt niet. Het publiek zit hier dicht op de piste, dicht op elkaar ook. Als je het vergelijkt met bijvoorbeeld Kopenhagen op het einde van de winter. Daar is niemand geïnteresseerd in de renners, buiten in het Deense koppel. Als ze alleen die 2 Denen laten rijden en de andere renners thuis laten, dan komt er evenveel volk. Dat voel je ook. Zo’n 6 dagen duren lang, hoor. In Gent krijgen de buitenlanders wel veel respect en staan ze elk jaar te springen om er weer bij te zijn. De beleving is hier magnifiek.”
Om af te sluiten, wat is jullie mooiste moment samen en individueel?
Kenny: “Samen onze 1e 6 dagen samen. Veel plezier aan beleefd in Londen en nog gewonnen ook. Dat was een topmoment. Voor mij persoonlijk natuurlijk mijn wereldtitel van 2012 in de ploegkoers. Dat was de grootste overwinning in mijn carrière, ik word er nog steeds over aangesproken. Op 6-daagses word ik nog steeds aangekondigd als ‘gewezen wereldkampioen’. Dat blijft tot de verbeelding spreken van de mensen. Langs de andere kant werd ik eens Europees kampioen achter de derny anderhalve maand nadat ik mijn nek had gebroken. De sportieve waarde daarvan is laag, maar voor mij heeft dat een enorme betekenis.”
Moreno: “Ik ga voor de baanrecords die we samen hebben gereden in Gent. Het publiek is daar zot van. De tijd liegt nooit en we hebben al een paar jaar na elkaar snellere tijden gereden. De muziek, de sfeer, Kenny die het publiek opzweept, en dan op een vrijdag – met 2 supportersbussen van ons elk – het baanrecord breken, dat zijn momenten die ik nooit vergeet. Een staande ovatie in ‘t Kuipke voor 6.000 man, daar koers je voor. Individueel toch ook die 3e plaats op het WK ploegkoers en mijn selectie voor de Spelen in Londen. Ik was toen maar 19, daar denk ik nog steeds fier aan terug.”
Fotomateriaal: Tim De Waele.