Deze maand september heeft Niels Merckx zichzelf helemaal in de kijker gefietst in de Granfondo-wereld. Eerst werd hij vicewereldkampioen en daarna won hij zelfs nog een internationale wedstrijd. De 24-jarige Vlaams-Brabander rijdt doorgaans kermiskoersen voor Hand in Hand Baal maar heeft nu zijn nieuwe passie ontdekt. 1’tje waar hij wellicht nog vaak zal uitblinken.
Je hebt nog maar een handvol GF’s gereden. Wat deed je daarvoor als wielrenner?
Niels Merckx: “Ik ben beginnen koersen op mijn 14 jaar bij de Demerspurters, een wielerclub hier in de streek die een goede jeugdopleiding aanbood. In het begin had ik het moeilijk om mijn mannetje te staan, maar ik groeide elk jaar gestaag verder. Bij de 2e jaars nieuwelingen zat ik in de topcompetitieselectie en ik groeide meer en meer uit tot een aanvallend type renner. Toen ik belofte werd, kende ik een sukkeljaar en kreeg ik niet veel steun vanuit mijn club. Ik besloot om mijn sportleven over een andere boeg te gooien en te starten met duatlon. Mijn eerste 2 wedstrijden waren veelbelovend, maar toen ik een scheenbeenblessure had, moest ik ook met deze onderneming stoppen. In 2015 maakte ik dan écht de overstap naar de beloften en kwam uit voor het Cécémel Cycling Team. Ik mocht er direct grote wedstrijden rijden en merkte dat ik steeds beter begon te koersen.”
“In 2016 kwam ik bij Hand in Hand Baal terecht, een familiale club met een zeer leuke ploegsfeer. Ook hier kreeg ik direct mijn kansen om mij in de interclubs te bewijzen en maakte ik elk jaar progressie. In de gewone wedstrijden kon ik meedoen voor mooie noteringen en in de interclubwedstrijden ging ik vaak ten aanval, wat af en toe beloond werd met een mooie uitslag. Dit jaar rijd ik nog steeds voor Hand in Hand Baal. Ik werk er een interclubprogramma af in combinatie met Granfondo’s en kan toch al mooie resultaten neerleggen. Ik won de zware wedstrijd in Ottenburg, reed een zeer goede Ronde van Vlaams-Brabant, stond op het podium in mijn thuiswedstrijd, werd 2e op het WK Granfondo en won onlangs de Granfondo in Picardië. Blij en dankbaar dat ik van de club de vrijheid krijg om deze wedstrijden te betwisten.”
Hoe ben je bij de GF’s gekomen?
Niels Merckx: “Vorig seizoen reed ik een goed seizoen, maar ik werd amper beloond met mooie resultaten. Op een bepaald moment vreet dat aan je motivatie en ben je opzoek naar nieuwe dingen. Ik hoorde al van enkele vrienden dat Granfondo’s een leuke manier van koersen is en ideaal om uit de sleur te geraken van kermiskoersen. Je moet weten dat ik 20 rondjes rijden écht niet leuk vind en soms een half uur langer in de auto wil zitten naar een koers met minder rondjes. Granfondo-wedstrijden starten en komen aan op hetzelfde punt, maar gaan wel over één grote lus. Dat maakt het zo’n mooie wedstrijden en je ziet er nog een stukje van de wereld door. Door dit jaar Granfondo’s te rijden, is mijn motivatie helemaal teruggekomen en smaakt het alleen maar naar meer.”
Wie of wat maakte jou er attent op dat jou dat zou moeten liggen?
Niels Merckx: “Ik stapte met mijn Granfondo-idee naar mijn coach. Hij stond onmiddellijk voor de volle 100% achter mijn idee en we zijn zo rond de tafel gaan zitten om te bekijken hoe we Granfondo’s konden laten matchen met de interclubwedstrijden voor mijn club. Mijn trainer zei ook dat in die wedstrijden met open vizier gekoerst werd en dat, door de selectieve parcoursen, de sterkste renners automatisch een goed resultaat rijden. Er wordt minder tactisch gekoerst en dat spreekt alleen maar in mijn voordeel. Het zijn meestal ook lange en zware wedstrijden, dus wedstrijden die me liggen. Het doel? Het WK Varese! Ik keek er enorm naar uit om eraan te beginnen!”
Hoe verliepen je 1e 2 GF’s in Luxemburg en Denemarken?
Niels Merckx: “Voor mijn 1e GF-wedstrijd in Luxemburg was ik uitermate zenuwachtig. Ik wist niet wat ik mocht verwachten, het was een World Serie-wedstrijd waarin ik de kwalificatie voor het WK wou afdwingen en ik wist dat het over een zwaar parcours – 155 km met 2400 hm – zou lopen. Ik ging ten rade bij een goede vriend om te polsen wat mijn ambities mochten zijn. “Top 20 moet jij halen”, zei hij. Waarop ik direct zei dat ik daar heel tevreden mee zou zijn, zeker gezien het mijn 1e kennismaking met dit soort koersen was. De wedstrijd zelf verliep voor mij zeer goed. Ik wist mij bergop telkens goed voorin te houden en kon de 1e schiftingen goed overleven. Op de lastigste helling van de dag kon er zich een groepje van een 10-tal renners afscheuren. Ik scheurde mij op mijn beurt dan weer af met een achtervolgend groepje. Voor de overwinning kwamen we echter niet meer in aanmerking, maar ik werd er wel knap en tevreden 13e. Dat resultaat leverde mij een 11e plaats in mijn leeftijdscategorie 19-34 op en vooral: de kwalificatie voor Varese was binnen!”
“Een maand later stond ik aan de start van de Granfondo in Denemarken, eveneens een World Serie-wedstrijd. De wedstrijd was 180 km lang en ging over golvende wegen, waar vooral de wind vrij spel had. Ondanks de kwalificatie in Luxemburg al gebeurde, stond ik ook hier met de nodige spanning aan de start. Ik wou immers bevestigen met een goed resultaat. Onmiddellijk na de start reed ik weg in een groepje van 4, waarbij Maxim Pirard (lees hier alles over Maxim) ook vertegenwoordigd was. We draaiden goed rond en konden een mooie voorsprong bij elkaar rijden. Helaas werden we verkeerd gestuurd, waardoor we ineens terug achteraan het peloton verzeild geraakten. Toch kon ik dankzij een ware inhaalrace nog een knappe 11e plek uit de brand slepen en een 3e plek in mijn leeftijdscategorie. Bij deze kan ik ook verzekeren dat Maxim Pirard enorm hard met een fiets kan rijden en zijn stagecontract bij Bahrein-Merida dubbel en dik verdient. Het moet niet altijd op de meest logische manier gebeuren.”
Wat stelde jou in staat om op het WK in Varese zilver te pakken?
Niels Merckx: “Het WK was waarom ik gestart was met Granfondo’s en daar zou ik een heel jaar naartoe leven. Het beloofde een zeer zware wedstrijd te worden. De afstand was dan wel ‘maar’ 130km, maar met de 2.000 hm die we moesten overbruggen, wist ik dat het zeer zwaar zou worden en misschien wel iets te zwaar voor mij, gezien ik niet echt een klimmerstype ben – althans niet voor de langere hellingen. Toch motiveerde mijn coach me door te zeggen dat ik van niets schrik moest hebben en dat ik ben uitgegroeid tot een complete wielrenner die dat parcours zeker de baas moet kunnen. Ik stond die zondagochtend enorm zenuwachtig maar extreem gefocust aan de start. Hier had ik heel het seizoen naar uitgekeken, heel het seizoen voor gewerkt, dus ik moest laten zien wat ik waard was. De 1e klim was met 5km aan 7% gemiddeld zeer stevig, maar ik kwam hier goed boven.”
“Nadien kon ik mij telkens goed voorin houden tot op een gelijkaardige helling na 70km. Hier wist een groep zich af te scheuren en geraakte ik in een achtervolgende groep terecht. Toch bleef ik doorrijden en kon ik in een vallei terug de aansluiting maken. Op 10km van de meet sprong ik met 4 anderen weg – 3 Italianen en een Pool. Dat was puur tactisch om mij zo een goeie startpositie op de slotklim van 3km toe te eigenen. We draaiden deze slotklim op met een voorsprong van 20 seconden. De latere winnaar viel aan, maar ik bleef zitten omdat ik meer op mijn spurt gokte. Ik wist dat ik nog iets over zou hebben als ik zuinig met mijn krachten speelde op de slotklim en goed kon opdraaien op de laatste rechte lijn.”
“De Italiaan was buiten schot en ondertussen was het achtervolgend groepje komen aansluiten. We gingen met een 20-tal renners naar de meet en ik won met overmacht de spurt voor de 2e plek. Ik werd Vice-Wereldkampioen Granfondo! Ik had dat op dit parcours nooit verwacht en het was een fantastisch gevoel. Zeker omdat mijn ouders, nonkel en tante de reis maakten om me te ondersteunen. Het deed enorm veel deugd om goed te presteren in een wedstrijd waarvoor je zo hard gewerkt hebt. Conditioneel in orde zijn is 1 ding, maar er spelen nog belangrijke factoren mee om een goede wedstrijd te kunnen afleggen. Gelukkig verliep die dag alles volgens plan. Een week later bevestigde ik mijn goede vorm. Ik won de 190 km lange Granfondo in Picardië. Vooral de bevestiging dat mijn 2e plek op het WK geen toevalstreffer was.”
Hoe zien jouw trainingen er doorgaans uit?
Niels Merckx: “Ik werk ondertussen al 5 jaar samen met mijn trainer Glenn Poleunis. Glenn is kinesist, sportcoach en bovendien een zeer talentvol ex-renner. Hij kent dus de kneepjes van het vak en dankzij hem heb ik de laatste jaren enorm veel progressie kunnen boeken. We werken met weekschema’s, maar als ik een infectie heb, zoals een keelontsteking afgelopen week, hoor ik hem dagelijks om te kijken wat we kunnen doen van training en of er meer rust moet worden ingepland.”
“Zelf ben ik iemand die veel training nodig heeft. Ik heb van Moeder Natuur niet het talent gekregen om mezelf een klasbak te noemen, dus ik moet het hebben van hard werken. In de winter train ik vooral lange duurtrainingen om de basis te leggen voor het seizoen. Hier ligt het accent vooral op rustig trainen om mijn motor zo groot mogelijk te maken. Deze trainingen combineer ik vaak met krachttraining in de fitness. Naarmate het seizoen dichterbij komt, komen hier ook intensievere en tempotrainingen aan te pas om de koerssnelheid te kunnen verteren. Uiteraard zijn koersen in het begin van het seizoen ideale tempotrainingen.”
“In het seizoen zelf blijf ik duurtrainingen combineren, vooral omdat mijn langste wedstrijden verspreid zijn over heel het seizoen en daarom is het belangrijk om dat duurniveau te blijven onderhouden. Een aantal keer per jaar doe ik duurtrainingen die de 200 km overschrijden. Het is misschien niet nodig om dat te doen, maar ik doe het wel eens graag om een écht lange training te doen. Meestal liggen mijn duurtrainingen tussen de 120 en 180km. Alles hangt natuurlijk ook af in welke periode van het seizoen ik zit en welke wedstrijden er nog op de planning staan.
“Mijn trainingen werk ik meestal af met boezemvriend en trainingsmakker Han Devos. Als we enigszins kunnen, zijn we altijd samen op pad. Hij kent mij door en door, we maken veel plezier op training en dan gaan de uren sneller voorbij. We weten elkaar te motiveren en onze trainingen samen zorgen er ook voor dat we elkaar beter kunnen maken.”
Welke ambities heb je als wielrenner?
Niels Merckx: “Mijn hoofdambitie is om elk jaar een stapje voorwaarts te zetten en te blijven ontwikkelen als renner. Ik ben een laatbloeier, heb de laatste jaren al heel wat stappen voorwaarts gezet en merk dat ik nog heel wat progressiemarge heb. Echter ben ik ook ‘al’ 24, realistisch ingesteld én is het moeilijk om nog een uitgesproken ambitie te hebben. Laten we het erop houden dat ik nog zo ver als mogelijk wil geraken en zien waar mijn capaciteiten toe reiken. Ik werk er keihard voor, ben enorm gemotiveerd en wil er daarom nog 1 à 2 jaar alles voor blijven doen zoals ik nu doe. Ik zal wel zien waar het schip uiteindelijk zal stranden. Kan ik nog een niveau hoger geraken? Leuk! Maar als dat niet lukt, is het ook zo.”
“Ik weet hoe moeilijk het is om ergens te geraken, maar ik wil me achteraf niet kunnen beklagen dat ik er niet alles voor gedaan heb. Moest ik geen niveau hoger geraken, gaan mijn ambities misschien wel meer richting de Granfondo-wereld. Ik heb er nu eens van kunnen proeven en ben wel eens benieuwd waar mijn limieten liggen in de zware klimgranfondo’s. Ik heb zelfs al enkele mooie wedstrijden op mijn bucketlist staan. Kortom, ik heb nog genoeg ambitie, de zal toekomst uitwijzen welke weg ik zal inslaan. Gewoon genieten van deze fantastische sport, keihard blijven werken en mezelf blijven.”
Wat doe je in het dagelijkse leven naast de koers?
Niels Merckx: “In juni ben ik afgestudeerd als leerkracht Lichamelijke Opvoeding. Op dit moment ben ik nog volop op zoek naar een job, maar in deze sector is het ook niet makkelijk om werk te vinden. Uiteraard zou ik liefst van al iets vinden dat makkelijk te combineren is met mijn ambities op de fiets. Het onderwijs kan daar een goede uitweg in bieden. Mijn diploma halen is altijd prioritair geweest. Nu weet ik tenminste dat ik een leuke job kan uitoefenen, als ik ooit beslis van het wielrennen minder gedreven uit te voeren.”