Samen met Brent Van Mulders werd Tuur Dens nog 3e in de Zesdaagse van Londen. In Gent werd het koppel 8e. Na een sterk jaar op de weg kijkt Dens alvast vol zelfvertrouwen naar de toekomst. Al denkt de student industrieel ingenieur eraan eerst zijn studies af te maken als de grote sprong voorwaarts niet snel genoeg komt.
Je reed deze Z6sdaagse samen met Brent Van Mulders. Is hij je vaste partner, Tuur?
Tuur Dens: “Ja, het is toch al de 3e Zesdaagse die we samen reden, dus we zijn zeker al goed op elkaar ingespeeld. We hebben vroeger samen bij Davo gereden. Bij de nieuwelingen had je op de piste het koppel Nicolas Wernimont – Fabio Van Den Bossche die de besten waren, maar daaronder kwamen wij toch. We zijn dan samen blijven rijden en zo samen verder gegroeid.”
Na 3 avonden stonden jullie 5e, uiteindelijk strandden jullie op de 8e plaats. Toch wat ontgoocheld?
Tuur Dens: “Ja, zeker wel. Brent was de hele week heel goed, maar ik had vrijdag toch een minder gevoel. Halverwege de ploegkoers vrijdag verloren we een rondje toen het net iets te snel ging in het peloton en we iets te ver zaten. De 1e helft van de week was Brent misschien wel de 2e snelste van het pak na Nicolas Wernimont. Daardoor geraakten Wernimont en De Broeder gemakkelijker aan hogere punten. Enkele weken geleden reed ik samen met Brent nog de Zesdaagse van Londen en we werden daar 3e. Het was zeker het doel om hier weer op het podium te eindigen. Dan is het wel zuur als dat niet lukt.”
In hoeverre speelt je ervaring van vorig jaar mee, toen je ook meestreed in de Gentse Toekomst Z6sdaagse?
Tuur Dens: “Dat is toch een groot voordeel. Zeker in het 1e deel van de week merkte ik dat we beter presteerden dan vorig jaar. Misschien wel door de ervaring. Zeker technisch is het een voordeel al ervaring te hebben op deze piste. Het is namelijk een heel technische piste waarop het aanpassen is met ons klein verzet.”
Wat zijn de volgende doelen deze pistewinter?
Tuur Dens: “De Belgische kampioenschappen op de fondnummers zijn al geweest, maar de Belgische kampioenschappen op de sprintnummers ga ik ook betwisten. Die zijn niet echt een groot doel, omdat ik van mezelf weet dat ik het meer van de uithouding moet hebben. Het 1e echt grote doel zal al meteen het begin van het wegseizoen worden.”
Dinsdag was er de zware val van Gerben Thijssen. Is dat iets wat je meeneemt op de fiets?
Tuur Dens: “Toch wel een beetje. Er zijn nog zo voorbeelden: Bjorg Lambrecht bijvoorbeeld of Edo Maas die in de Ronde van Lombardije verlamd geraakte. Die laatste was in 2018 nog mijn ploegmaat bij Davo. Je krijgt daar wel een beetje schrik door omdat het gewoon gelijk wie kan overkomen. Je moet proberen daar zo weinig mogelijk aan te denken, maar het sluimert toch altijd ergens in je hoofd.”
Hoe kijk je terug op je 1e seizoen bij de beloften op de weg?
Tuur Dens: “Heel tevreden. Ik heb als 1e jaars meteen een interclub kunnen winnen die meetelde voor de Beker van België (de Schaal Marcel Indekeu, red). Daarnaast heb ik ook een paar rondjes in het buitenland gereden en telkens uitgereden. Het was trouwens het 1e seizoen dat ik elke koers heb kunnen uitrijden. Ik kan dus zeker niet klagen.”
“Het was ook het 1e seizoen bij mijn nieuwe ploeg Hubo – Titan Cargo. Ik ben zeer tevreden over de ploeg en ik blijf er zeker. Ze geven me ook alle vrijheid om de piste en de weg te combineren. 1 van de ploegleiders is trouwens François De Smedt, die nog Moreno De Pauw in de ploeg heeft gehad. Hij heeft dus veel ervaring op de piste.”
Waar ligt je toekomst? Enkel op de piste of ook op de weg?
Tuur Dens: “Sowieso een combinatie. Tijdens het wegseizoen mis ik soms de piste, en tijdens het pisteseizoen mis ik de weg. Ik zou zeker nooit zonder 1 van de 2 kunnen. Er zijn zeker genoeg voorbeelden die bewijzen dat het perfect mogelijk is. Viviani en Cavendish bijvoorbeeld switchen zonder probleem van de piste naar de weg en omgekeerd.”
Wanneer mogen we je hier interviewen bij de profs?
Tuur Dens: “Hopelijk zo snel mogelijk. Dan zal ik misschien al iets beter moeten beginnen rijden bij de beloften, ook al ging het in Londen wel heel goed. Ik hoop dat het wel lukt als ik progressie blijf maken. Ik durf er geen datum op plakken, omdat ik ervaar dat het moeilijk is om koersen en studeren te combineren. Momenteel studeer ik industrieel ingenieur en als ik binnen 2 à 3 jaar nog niet de grote stap heb kunnen zetten op de piste of de weg, ga ik eerst mijn studies afmaken voordat ik misschien meer als amateur verder ga. Gelukkig geniet ik van een topsportstatuut, anders zou het voor mij nooit combineerbaar zijn. Er zijn mensen die slim genoeg zijn om het op de gewone manier te doen, maar bij mij zou dat niet lukken.”