2019 was niet het seizoen van Bert Van Lerberghe. In het voorjaar werd hij geplaagd door het verraderlijke cytomegalovirus, dat verwant is aan klierkoorts. In het najaar gooide een parasiet roet in het eten. Volgend jaar mag de West-Vlaming het gaan proberen bij Deceuninck-QuickStep. “Dit is een kinderdroom die uitkomt”, zegt hij.
“Het was een superslecht seizoen”, zucht de renner uit Desselgem. “De klassiekers waren niet goed en in de Tour de Yorkshire begin mei geraakte ik geen poot vooruit. Ik heb me laten onderzoeken en toen bleek dat ik het cytomegalovirus had opgelopen. Ik heb daar wel een tijdje mee gesukkeld, maar kende toen een wat betere periode. Op het einde van het seizoen voelde ik me tijdens de wedstrijden wel goed, maar op het einde voelde ik de kracht zo uit mijn lijf lopen. Een parasiet was toen de boosdoener.”
Zeker het cytomegalovirus ervaart Van Lerberghe als een grote tegenslag. “20 dagen mocht ik niet fietsen, enkel rusten. Ik moest dan ook dikwijls bloed laten trekken en allerhande onderzoeken ondergaan.” Na de verplichte rustperiode is de renner zonder voorbereiding meteen terug beginnen koersen. “Dat was geen ideale situatie, want het liep voor geen meter. Ik was einde contract bij Cofidis en voelde dus wel de druk om me te bewijzen.”
Sprinttrein
Van Lerberghe kan terugkijken op 2 mooie jaren bij de Franse ploeg. “Ik heb me er zeker geamuseerd. Vorig jaar was eigenlijk vrij goed, en kon ik in de klassiekers zeker mijn werk doen voor onze kopman Christophe Laporte. Er heerste altijd een goede sfeer in de ploeg.” In 2020 staat de renner onder contract bij Deceuninck-QuickStep. “Dat is een kinderdroom die uitkomt. Ik ben de ploeg zeer dankbaar dat ze me na een minder seizoen toch een kans willen geven. Dat geeft me vertrouwen. Na de klassiekers had ik al een mail gestuurd naar Patrick Lefevere om me voor te stellen. Aan het begin van de Tour was de zaak beklonken.”
De West-Vlaming zal vooral ingezet worden in de sprinttrein van QuickStep voor Hodeg, Jakobsen of nog andere rappe mannen. “Ik denk dat ik vooral voorlaatste of laatste man voor Hodeg zal zijn. Ik kan me goed positioneren en ben daardoor geschikt voor die rol.” Een andere functie dus dan streekgenoot Tim Declercq. “3 à 4 uur op kop rijden van het peloton is niet aan mij besteed. Ik kan zeker wel een gat toerijden, maar dan moet het rapper gaan. De sprint aantrekken is dus meer iets voor mij, terwijl dat minder voor Tim is weggelegd.”
Een volledig programma heeft Van Lerberghe nog niet. “Normaal zal ik beginnen in Argentinië en Colombia en daarna de GP Samyn rijden. Ik hoop dat ik toch ook een paar van de grotere klassiekers in België mag rijden. De concurrentie is alvast een stuk steviger dan bij Cofidis. Voor de Vlaamse klassiekers komen tot wel 12 renners in aanmerking. Het zal dus niet gemakkelijk zijn om een plaats in de ploeg te krijgen.”
Knechtenrol
Tijdens zijn 2 jaar bij Cofidis reed Van Lerberghe vooral in dienst. De Waregemnaar beseft dat de rol van kopman afdwingen moeilijk wordt. “Daar heb ik de capaciteiten niet voor. Ik kan niet hard genoeg rijden om alleen aan te komen, en in een sprint zullen er altijd wel een paar rapper zijn. Tijdens mijn 3 jaar bij Sport Vlaanderen-Baloise heb ik het geprobeerd in de sprints en ik reed wel dikwijls top 10, maar winnen was toch zo moeilijk. Ploegen betalen je niet om 10 keer 2e te worden, maar wel om te winnen of iemand anders te laten winnen. Ik kan maar met veel geluk eens in de top 10 van een klassieker eindigen.”
Van Lerberghe gelooft dat hij bij Deceuninck-QuickStep nog veel kan verbeteren. “Kijk maar naar Yves Lampaert en Tim Declercq, die hebben ook nog een ganse evolutie doorgemaakt. Ik hoop dat ik de kans krijg om eens een grote ronde te rijden. De Tour en de Vuelta waren me bij Cofidis beloofd, maar het is er niet van gekomen. Sowieso zou dit jaar de Tour niet gelukt zijn door dat cytomegalovirus en voor de Vuelta gaven ze de voorkeur aan renners die blijven. Dat kon ik wel begrijpen.”