Elke WK-held heeft een verhaal. Dat geldt ook voor de Belgen, die een 1e regenboogtrui pakten met Georges Ronsse in 1928 en dat voor het laatst konden met Philippe Gilbert in Valkenburg 2012. Alle Belgische regenboogtruien werden opgelijst door Benno Wauters, zoon van de legendarische commentator Jan. Niet alleen de mannen maar ook de 4 van Yvonne Reynders. Wij lazen het voorwoord in dit boek, van de auteur zelf, en waren meteen vertrokken voor uren leesfun. Daarom publiceren we hieronder dat voorwoord integraal. Wedden dat u ook zin zal hebben om in het boek te duiken? Onderaan kan u het meteen bestellen via onze boekenshop!
Wat is dat toch met die regenboogtrui? Wielermanager Patrick Lefevere geeft het onomwonden toe: ‘Ik geil erop.’ Commentator Michel Wuyts had het tijdens het jongste WK in Imola over ‘het witte kleed’ dat de winnaar zou mogen omgorden. Met alle ouderwetsheid en ontzag die kleven aan zowel het woord ‘wit’ als ‘kleed’. Alsof het niet om een trui, maar om een habijt gaat.
Om een plechtige communie, een heilige ceremonie voor de hogepriester van het wielrennen. En dat is het ook: zie de cérémonie protocollaire van het WK wielrennen op de weg in Innsbruck in 2018. Peter Sagan betreedt er na 3 opeenvolgende WK-zeges het podium om er ‘zijn’ trui te overhandigen. Neen, niet te overhandigen, maar over te dragen. Aan de nieuwe heerser, de oudere, maar toch weer verse wereldkampioen Alejandro Valverde. Tot zijn immense vreugde mocht die zich alsnog hullen in de regenboog, arco iris in zijn moedertaal. De koning is dood, leve de koning! De zege wordt een zegen. En soms ook een vloek.
Geen kroon neemt die nieuwe wereldkampioen in ontvangst, maar een gouden medaille. En vooral: een trui. De regenboogtrui, met op een witte achtergrond 5 smalle banden als dunne tubes rondom heel het lichaam, de nieuwe kleren van de keizer. Niet de 7 banden of kleuren van de meteorologische regenboog, maar de vijf kleuren van de UCI, geënt op de olympische vlag van baron De Coubertin: blauw, zwart, rood, geel en groen, die zouden verwijzen naar de vijf continenten waaruit die ene wereldkampioen oprijst als de beste.
Yvonne Reynders
De beste van die wedstrijd, van die dag. Maar ook de beste voor een heel jaar, voor een heel leven. Want met die trui om de schouders fiets je de legende in. De Italiaan Alfredo Binda was de 1e beroepsrenner die zich in 1927 kroonde tot wereldkampioen op de weg. Georges Ronsse was een jaar later de eerste Belgische profwinnaar, hoewel Henri ‘Rik’ Hoevenaars in 1925 al de wereldtitel had gepakt bij de amateurs.
Als lezer volg je in dit boek de Belgen die het wereldkampioenschap voor profwielrenners wisten te winnen, 1 keer, 2 keer, 3 keer. En ja, zelfs 4 keer als we Yvonne Reynders ook een plaatsje onder de zon en in de regenboog gunnen. Dat
doen we met plezier, terugkijkend in woord en beeld naar haar en hun gewonnen WK’s, naar de dag van hun leven, en vooruitkijkend naar het komende WK met aankomsten in Brugge en Leuven in de vroege herfst van 2021.
Blikkerende spaken, als miniregenboogjes
Mogen we daar en dan, in eigen land en voor eigen volk, nog een ‘Belgische Regenboog’ aan dit lijstje toevoegen? Mogen we dromen van een stilaan laatste kunstje van Greg Van Avermaet of een zoveelste onverwacht exploot van het fenomeen Remco Evenepoel? Of is Jasper Stuyven iedereen weer te slim af? In
Leuven kent hij in elk geval de weg! Dromen mag, doen is nog beter. Wout Van Aert deed het in 2020 al: een dubbele gooi naar de regenboog.
Zowel in de tijdrit als in de wegrit stak hij zijn handen uit naar die regenboog. En greep er net naast. Zien we hem dit keer echt triomferen, zijn handen in de hoogte steken, naar de hemel reiken om dan weer met de voeten op de grond, of toch op het hoogste schavotje van het podium te staan, om die regenboogtrui te omgorden? We kijken ernaar uit, met de irissen van onze ogen als in de zon blikkerende spaken, als miniregenboogjes.