Zijn rood-groen-zwarte trui van IKO-Crelan mag Mees Hendrickx in de Wereldbeker momenteel ruilen voor de magisch witte leiderstrui. De 21-jarige renner uit Valkenswaard zat na zijn bronzen medaille op het WK van 2020 in Dübendorf nog zonder team, maar intussen heeft hij de knop helemaal omgedraaid en is zijn carrière ook gelanceerd. Met dank aan trainer Kris Wouters, die hem de voorbije zomer harder dan ooit heeft doen afzien.
Na zijn verplichte vertrek eind 2019 bij het toenmalige Balen BC, nu Tormans-Acrog, reed Mees Hendrikx als teamloze renner naar brons op het WK. “Het was echt een jaar om snel te vergeten. De moeilijkste periode was die voor het WK, toen ik vaak met de gedachte speelde of ik dit nou nog wel wilde. Ik deed er alles voor, maar het kwam er gewoon niet uit. Dan weegt het mentaal door. Die 3e plaats op het WK was dus een opsteker. De wereld zag er plots helemaal anders uit. Na het WK heb ik alles gereset en kon ik op zoek naar een nieuw team. Ik ben een heel andere weg ingeslagen en ben dankbaar dat ik bij Creafin-Fristads en daarna IKO-Crelan, (beiden de stal van Alpecin-Fenix, red), vertrouwen kreeg. Daardoor heb ik stappen kunnen zetten in mijn ontwikkeling.”
En dat zowel fysiek als mentaal, geeft Hendrikx te kennen. “Fysiek vooral door het feit dat ik van mei tot en met juli een een mooi wegprogramma heb kunnen rijden (Hendrikx reed onder meer de Tour d’Eure-et-Loire en de Ronde van Bulgarije, red). Aan het begin van de zomer ben ik overgestapt naar een nieuwe trainer, Kris Wouters. Hij heeft me meegenomen in een heel andere manier van werken. Die aanpak sloeg echt aan, met nog meer volume trainen dan de jaren voordien. Tot vorig jaar reed ik in de zomer eigenlijk nauwelijks op de weg, terwijl we er nu voor gekozen hebben om meer koersen, inclusief enkele meerdaagses, af te werken. Daar pluk ik nu de vruchten van.”
Trui pakken
Dat is er aan te zien in de uitslagen. Het hoogtepunt volgde in de Wereldbeker van Tábor, waar Hendrikx de winst pakte in de U23-wedstrijd. “Een heel mooie en iconische cross om te rijden”, vindt hij. “Met de Nederlandse selectie, met ook Ryan Kamp en Pim Ronhaar, hebben we het tempo de hele wedstrijd heel hoog gehouden om zo de rest een beetje dood te doen. Dat heeft zeker gewerkt, denk ik. Ik reed er een zeer sterke slotronde en kon het zelf afmaken. Puur qua resultaat is dat natuurlijk het hoogtepunt, maar ook voor Tábor was ik al goed. Al gaf die zege wel een enorme boost.”
De lijn doortrekken tijdens de kampioenschapsmaand wordt voor Mees Hendrikx nu de boodschap. “Ik kom net terug van trainingskamp, dus ik hoop nog een paar procentjes beter te worden richting het Nederlands kampioenschap. Ook de Wereldbeker-manches bij de U23 worden belangrijk, want ik hoop natuurlijk met succes mijn leiderstrui te kunnen verdedigen in dat klassement. En dan is er nog het WK in Fayetteville, het hoofddoel van de winter. Als ik minimaal 1 trui mee naar huis kan nemen, zal het seizoen goed geweest zijn, al wil ik mij ook bij de elites nog laten zien in de top 10.”
Koers maken
Hendrikx merkt momenteel bijzonder grote verschillen tussen de crossen met en zonder publiek. “In Rucphen en Dendermonde was er bijna niemand, maar tussendoor was er wel de Wereldbeker in Namen waar het over gans het parcours 3 rijen dik stond, dat verschil is wel enorm”, klinkt het. “Het is niet dat ik als renner meer of minder focus heb bij wel of geen publiek, maar het is natuurlijk leuker crossen als je het gejoel en de aanmoedigingen van het publiek hoort. Publiek motiveert ook om net iets dieper te gaan op het moment dat het je iets minder afgaat.”
Over het verschil tussen beloften en elite wil Hendrikx iets opvallend kwijt. “Bij de elites rijden ze nog een stuk rapper dan bij de U23”, weet hij. “Doordat we als U23-renners nagenoeg het volledige winterseizoen 2020-2021 bij de elites hebben moeten rijden, weten we niet goed meer hoe we zelf koers moeten maken in onze U23-wedstrijden. Bij de elites is het vooral aanklampen en alles blijven geven om zolang mogelijk mee te kunnen, terwijl we in de crossen voor U23 zelf alles moeten bepalen. Dan moeten we weer tactisch gaan denken, eens een ronde inhouden en vervolgens weer versnellen. Dat zijn we wat verleerd, heb ik de indruk.”