Toen een jaar geleden de vernieuwde Wereldbeker werd voorgesteld, stond de veldritwereld in rep en roer. Deze competitie zou de hele kalender herschikken en te dominant worden doorheen de winter. Nu met Flamanville 14 van de 15 manches zijn gereden (Antwerpen werd afgelast), is de balans zeker niet zo negatief. Mogelijk zijn er te veel wedstrijden, maar enkele wedstrijden zijn zeker een verrijking voor de sport.
Het verhaal van de Wereldbeker begon met 3 manches op een week tijd in de Verenigde Staten en al meteen was er luide kritiek. De verplaatsing is logistiek voor veel ploegen een zware dobber. Daar valt wat voor te zeggen, zeker omdat de sport in de VS een saturatiepunt lijkt te hebben bereikt. Straks is er natuurlijk voor de 2e keer in 10 jaar tijd een WK, maar het blijft wel wachten op de grote doorbraak van Amerikaanse veldrijders. De 1e Amerikaan op de UCI-ranking staat bij de mannen 20e (Curtis White) en bij de vrouwen gaapt na Clara Honsinger (6e) ook de grote leegte. De sport is een niche in de States en de vraag is of dat ook kan veranderen. Toch zou het jammer zijn moest het veldrijden uit het continent verdwijnen.
Sportief waren de manches in de VS wel een succes. De overwinningen van Eli Iserbyt en Marianne Vos werden onderbroken door respectievelijk Quinten Hermans en Lucinda Brand. Het waren leuke wedstrijden met zeker bij de vrouwen flink wat spanning. Op het WK-parcours van Fayetteville maakten we kennis met grasmatten. Dat zorgde voor een accidentje met het synthetische net dat in het wiel van Michael Vanthourenhout draaide, maar de meeste renners vonden het wel leuk om eens over te rijden.
Afwisseling
Eens teruggekeerd in Europa werd de Wereldbeker écht een leuke competitie. Bij de mannen slaagden Toon Aerts (in Zonhoven) en Lars van der Haar (in Tábor) erin om ook een manche mee te pikken. Bij de vrouwen waren het Denise Betsema (in Zonhoven) en Kata Blanka Vas (in Overijse) die hun slag haalden. De verscheidenheid aan parcours zorgde voor een verscheidenheid aan winnaars, een verfrissend gevoel in een sport die vaak door een paar figuren wordt overheerst. Bij de mannen waren er later ook nog zeges van de onvermijdelijke Wout van Aert (in Val di Sole en Dendermonde), Tom Pidcock (in Rucphen en Hulst) en Michael Vanthourenhout (in Namen). Bij de vrouwen zetten Annemarie Worst (in Koksijde) en Fem van Empel (in Val di Sole en Flamanville) hun naam bij in het rijtje. Helaas misten we wel wat spanning voor de eindzege.
En dan waren er nog de nieuwkomers, die een enorme meevaller bleken te zijn. Besançon bood spektakel, je herinnert je ongetwijfeld nog de ‘tackle’ van Toon Aerts op Iserbyt. Het publiek in de Doubs was massaal opgekomen, Iserbyt noemde het ‘fenomenaal’. Hetzelfde verhaal afgelopen weekend in Flamanville, waar de 5.000 tickets snel allemaal de deur uit waren. Er was sfeer en de renners genoten van het enthousiasme aan de kant. De veldrit door het kasteelpark leverde ook nog eens schitterende beelden op. Ook Val di Sole was zonder twijfel een schot in de roos. Een veldrit in de sneeuw is eens wat anders, bovendien zorgde het voor spektakel en is het zelfs een manier om straks olympisch te worden.
Fenomenaal publiek
Wat de gemiddelde veldritliefhebber ook zal appreciëren: de Wereldbeker zorgde voor een gevoel van herkenning op de kalender. Elke zondag was het cross voor dit klassement en de winnaar draagt een aparte leiderstrui. Het schept orde in een kluwen van klassementen en trofeeën. Bovendien zakken de meeste toppers elke week ook af naar deze wedstrijden, waardoor je de besten aan het werk ziet.
Er zijn zeker verbeterpunten mogelijk en het is natuurlijk vreemd dat een cross als die van Asper-Gavere plots nog na het WK verreden wordt. De kalenderkwestie lag gevoelig en dat is vanuit organisatorisch standpunt begrijpelijk. Toch moet men het kind niet met het badwater weggooien. Deze Wereldbeker zat vol goede elementen en kan het startsein zijn van een mooi verhaal. Misschien beslissen oud-veldrijders als Sagan, Alaphilippe en Pogacar op een dag ook om eens een manche mee te doen?