Tim De Troyer stopte eind 2016 definitief met koersen. De beroepsrenner uit Gent, z’n laatste jaar in dienst bij Verandas Willems, zocht en vond andere levenswegen. Dit is het vervolg van het interview dat hier begon.
Van het luxeleven van een wielerprof via bruisende horeca en DJ nachten naar een van de hardste jobs ter wereld, da’s geen kleine stap?
De Troyer: “Neen, en dat ging natuurlijk niet zonder slag of stoot. Ik moet om te beginnen m’n draai vinden in het studeren. Aanvankelijk studeerde ik verpleegkunde in avondschool, en combineerde dat met horeca werk overdag. Er moest ook brood op de plank komen, natuurlijk. Maar ik kreeg vrij snel door dat dat niet de ideale methode was, als ik dat diploma écht wilde halen. Die studie vergt wel iets van je. Fysiek en mentaal. Als renner kom je wel eens in een ziekenhuis terecht, maar je staat er niet echt bij stil dat daar eigenlijk supermensen werken die qua doorzettingsvermogen niet moeten onderdoen voor topatleten.”
“Die combinatie van studeren en horecawerk leek me geen garantie voor succes. De studie in avondschool ging sowieso al minstens 5 jaar duren, maar ik vreesde dat ik door de combinatie met werk te veel extra vertragingsmechanismen zou gaan inbouwen. Dus na een tijdje heb ik het roer omgegooid en heb ik me ingeschreven voor de VDAB-opleiding ‘professionele bachelor Verpleegkunde’. En dat ligt me geweldig. Ik ben nu aan m’n voorlaatste jaar bezig en ik specialiseer in spoed- en traumaverpleegkunde.”
Waarom die specialisatie?
De Troyer: “Adrenaline zal zeker een rol spelen. Het gaat hard op die afdelingen. Maar tijdens mijn stages merk ik ook hoeveel voldoening dat werk geeft. Je krijgt heel veel verantwoordelijkheid, je doet triage van gewonden, je moet de ernst van blessures inschatten en beslissingen nemen die ergens anders eerder door artsen worden genomen. Het gaat vaak snel, het is fysiek zwaar, je staat onder druk.… Een beetje zoals wielrennen.” (lacht)
“Maar vooral, je maakt instant verschil, dat vind ik fantastisch. En het is mij fysiek op het lijf geschreven. Tijdens stageperiodes is het gebrek aan slaap voor de meesten een harde dobber. Maar mijn werk in de horeca was altijd nachtwerk, dus voor mij is de nacht een natuurlijke biotoop geworden. En de fysieke hardheid die ik overhoud uit het wielrennen, komt me hier uitstekend van pas. Dus ik heb het gevoel dat m’n hele leven eigenlijk gewoon naar dit punt, naar deze studie en naar deze job heeft geleid.”
Je maakt nu soms harde dingen mee op de spoedafdeling. Maar je hebt in het peloton ook harde taferelen gezien, niet?
De Troyer: “ Ja, zo zijn er ook wel een paar situaties. Die staan in m’n geheugen gegrift. Bij de val van Stig Broeckx in de Ronde van België reed ik misschien 50 meter achter hem. Sommigen waren erbij maar hebben de val niet gezien. Maar wie die val echt zag, die blijft dat meedragen. Dat was zo’n verschrikkelijke crash. 5 km eerder waren we nog rustig aan het babbelen. De vlucht was weg en het peloton onderhield gewoon een goed tempo om die voorsprong niet té groot te laten worden. Ik reed naast Stig, we waren aan het babbelen en in de afdaling van Baraque Fraiture zeg ik tegen Stig dat ik m’n regenjasje naar de volgwagen ga brengen. Die dingen waren toen nog bijna een soort van remparachutes.”
“‘Tot sebiet’, zegt Stig. Ik geef m’n jasje af, haast me weer naar voor, en ik zie die motor in het peloton gekatapulteerd worden en Stig aanrijden. Ik reed toen voor Verandas Willems. Onze ploegdokter was als 1e bij Stig, Anneleen was dat. We hoorden haar roepen in haar zendertje.… Die herinnering blijft aangrijpend. Ik ben nadien alle nieuws over het herstel van Stig blijven volgen. Je denkt aan Stig en aan z’n familie en aan z’n vriendin… maar je reflecteert de situatie ook op jezelf. Wil ik dit nog doen? Heb ik mijn leven of dat van een vriend over voor deze job? Als je ziet wat er dit jaar weer allemaal is gebeurd in het peloton. En het grootste risico zijn vaak nog altijd de andere renners. Remco Evenepoel heeft gelijk als hij dat zegt. Ik heb grenzeloze bewondering voor Stig.”
“Heb je die documentaire van Eric Goens gezien? Heel mooi dat die familie nooit de hoop heeft opgegeven en op geen moment heeft gedacht ‘dit is het dan, beter mogen we niet meer verwachten’. Ze zien Stig zijn revalidatie echt als een nog steeds verder evoluerend proces. En dat werkt. Als je ziet wat Stig intussen bereikt heeft, dat is wel knap. Die kan na zo’n klap en zo’n verwondingen terug een normaal leven leiden, terwijl zogenaamde specialisten dachten dat daar geen kans meer toe was. Het is heel knap dat hij daarin geslaagd is.”
Denk je dat hij die kracht heeft omdat hij op het moment van z’n ongeluk topsporter was?
De Troyer: “Stig had natuurlijk de fysiek van een topsporter. Maar hij heeft vooral ook een heel sterk karakter. Dat was in het peloton al een enorme doorzetter. Nu kent iedereen hem als die vriendelijke jongen die altijd lacht. En dat is hij ook, Stig was altijd al een vrij uitbundige, joviale gast. Maar dat was als renner ook iemand die je niet klein kreeg. Die ging nooit z’n kop laten hangen, die liep er nooit de kantjes af,.…”
“En ook het overlijden van Antoine Demoitié in Gent-Wevelgem heeft een diepe indruk nagelaten. Ik weet nog precies waar ik was, toen ik het nieuws vernam. We waren op weg naar huis na de Ronde van Normandië. Ik zat naast ploegleider Gautier Dewinter, intussen ook overleden aan kanker. Hij krijgt telefoon en ik hoor ‘m ‘Antoine…’ zeggen, en ik zie aan z’n gezicht.… Dat was heel pakkend. Het jaar daarvoor reed ik nog in dezelfde ploeg als Antoine, bij Wanty.…”
En wat waren de mooiste momenten, de momenten die alle angsten en ontgoochelingen verdringen?
De Troyer: “De stages, het onderweg zijn en trainen met de ploeg. Dat zijn hele fijne herinneringen. Toch als het een ploeg was die goed aan elkaar hing. Als je je teamgenoten als vrienden beschouwde, dan waren die stages zalig. Mijn beste herinneringen op sportief vlak zijn zonder twijfel mijn overwinningen in de Tour de Finistère en Parijs-Roubaix in 2015. Die momenten zal ik altijd koesteren. Ik had even goed of nog beter willen presteren in de Brabantse Pijl van dat jaar, en dat is absoluut niet gelukt. Dat was waarschijnlijk mijn grootste sportieve ontgoocheling.”
“Over het algemeen ben ik trots op wat ik bereikt heb in die 10 jaar dat mijn hele leven uit wielrennen bestond. Maar er zijn altijd dingen die je anders zou willen doen. Ik denk dat ik in sommige opzichten wat meer discipline had kunnen tonen en misschien beter gebruik had kunnen maken van de kansen die ik kreeg. Maar dat hoort bij het leerproces, denk ik. Je bent zo jong en onervaren, en jonge renners hadden toen nog niet de structuur en begeleiding die ze vandaag hebben.”
Wat zou je zeggen tegen jonge renners die dromen van een professionele wielercarrière?
De Troyer: “Wees gedisciplineerd, wees vastberaden en geloof in jezelf. Het is een zware weg, maar als je er echt voor gaat, kunnen de beloningen enorm zijn. En vergeet niet te genieten van elk moment op de fiets, want voor je het weet, is het voorbij.”
Kijk je nog wel eens achterom?
De Troyer: “Neen. Mijn ouders wel. Op een verjaardags- of familiefeestje, hoor ik het wel eens aankomen: ‘Maar allez, Tim, da’s toch erg, hé jongen. Je hebt niet de kansen gehad die je verdiende, je had een mooie wielercarrière kunnen ‘maken’… Maar wielrennen ligt achter mij. En of het nu gebracht heeft waar ik van droomde of niet, dat doet er niet toe. Ik ben mede door het wielrennen geworden wie ik ben. Ik ben wie ik wilde worden, ik heb de vrienden en de partner die ik wilde hebben en ik ben pas papa geworden. Waarom zou ik achterom blikken? Ik heb alleen maar redenen om vóóruit te kijken!”