Tim De Troyer was als renner een brok graniet. Een natuurkracht gemaakt voor allesverwoestend dokkeren over Vlaamse wegen en Noord-Franse kasseien. In 2015 haalde hij als helper een buitengewoon mooie top 20 plaats binnen. Slechts enkele plaatsen na z’n kopman. En dat na zich een hele wedstrijd te hebben leeggereden in dienst van Björn Leukemans. Maar waar je vandaag met zo’n prestatie op handen zou worden gedragen, werd De Troyer bedankt voor bewezen diensten. Een onrechtvaardig sluitstuk van een veelbelovende profcarrière die veel te kort lijkt. Maar daar denkt De Troyer zelf anders over.
Gebrek aan menselijkheid en empathie
Tim De Troyer: “2015 was echt een bijzonder jaar voor mij. Ik had goede resultaten behaald, waaronder het winnen van de Bergkoning van de Driedaagse De Panne en een top 30-plaats in Parijs-Roubaix. Het hoogtepunt was misschien wel mijn overwinning in de Ronde van de Finistère, een voorjaarsklassieker met steile beklimmingen. Dat was 1 van die momenten waarop ik echt door-en-door trots was. Ook die Parijs-Roubaix in dienst van Leukemans was voor mij een mijlpaal. Ik was echt gemaakt voor dat soort werk. De tank geraakte maar niet leeg. Pech, valpartijen, pech vóór Arenberg, opstoppingen in het bos van Wallers.…”
“Toch nog weer naar voor geraakt, een gat dichtgereden op een groep met flink wat favorieten, tot in de achtervolgende groep geraakt, en daar dan alles gegeven voor m’n kopman. En toch was ik aan de aankomst nog helemaal niet aan het eind van m’n Latijn. M’n handen zagen er nog even ongeschonden uit als die van Mathieu van der Poel dit voorjaar 2024. En ook die verhalen van ’2 dagen niet kunnen stappen’ of ‘bloed en scheermesjes plassen’… Daar begreep ik niets van. Ik had de volgende dag terug kunnen koersen.”
Wat was jouw rol binnen het team tijdens die wedstrijden?
De Troyer: “Ik was geen kopman of schaduwkopman, maar wanneer onze kopmannen niet aanwezig waren, probeerde ik mijn kans te grijpen. Ondersteunen bij lead-outs tijdens sprints deed ik ook. En ik deed wat kon om het team te ondersteunen. Ik reed ook graag tegen de klok. Ik was een allrounder. In dienst van anderen, maar wel ambitieus en opportunistisch genoeg om m’n eigen kans proberen te grijpen wanneer ik zag dat de kopmannen het lieten liggen.”
Je hebt een aantal hoogtepunten genoemd, maar wat was het moment waarop je besloot te stoppen met koersen?
De Troyer: “De beslissing om te stoppen werd eigenlijk voor mij genomen toen mijn contract niet werd verlengd. Dat herinner ik me nog levendig. Of het nu als wielrenner is, of in een andere job, het gebrek aan menselijkheid en empathie dat je ervaart bij een ontslag, dat is vaak stuitend. Het zegt meer over de mensen die je ontslaan dan over jou, natuurlijk. Zo’n HR-manager is vaak gewoon een marionet van de bazen. Je krijgt op voorhand geen signalen, er wordt niet gepraat, je weet niet dat er iets aan de hand is. Plotseling krijg je een mailtje en dat is het. Je hebt geen weerwoord, niks. Een weerwoord zou trouwens ook niets uitmaken, hé.”
Periode van rouw
“Ik heb nog geprobeerd om bij andere ploegen onderdak te vinden, maar dat lukte niet. Ik kreeg nog een kans bij een continentale ploeg, maar ‘continentaal’ rijden. Dat betekent dat je er bijna voor moet leven als een prof. Je moet alles doen – en vooral ook laten – wat een prof doet, maar zonder loon. Je krijgt een truitje en een broek en misschien verdien je 100 of 200 euro als je een koers wint. Dat verschil was te groot. Ook al reed ik bij de profs slechts voor het minimumloon. Uiteindelijk heb ik een andere weg ingeslagen en ben ik gaan werken in de sales bij Santini, een Italiaans merk van fietskledij en toebehoren.”
Moeilijke periode?
De Troyer: “Dat was een periode van rouw. Het is niet alsof er iemand gestorven is, natuurlijk. Er zijn ergere dingen, zeker. Maar je bent wel een deel van jezelf kwijt. De meeste van je vriendschappen in het peloton eindigen erg abrupt, op dat moment. Van de ene dag op de andere hoor je er niet meer bij. Jij staat stil, terwijl de anderen wel verdergaan. En jij leidt plotseling een leven waar je ex-collega’s zich weinig of niets bij kunnen voorstellen. De ene dag had ik daar vrede mee en de volgende dag had ik toch weer moeite om te accepteren dat mijn wielercarrière voorbij was. Vooral omdat ik dacht dat ik nog wel wat te bieden had. Maar uiteindelijk heb ik mijn focus verlegd naar mijn nieuwe baan en ben ik doorgegaan.”
“Het was een grote verandering en ik heb zeker moeilijke momenten gehad waarop ik terugverlangde naar het wielrennen. Maar ik ben ook dankbaar voor de kansen die ik heb gekregen en voor de nieuwe richting die mijn leven heeft genomen. Ik heb nieuwe richtingen gezocht en gevonden en het wielrennen heeft een belangrijke rol gespeeld in mijn ‘vorming’. De lessen die ik daar geleerd heb, samen andere met relaties en vriendschappen, hebben me gemaakt tot de man die ik nu ben. Ze hebben ervoor gezorgd dat ik gewapend ben tegen de uitdagingen die ik vandaag op m’n weg vind. Maar ik ben wel even zoekende geweest, ja.”
Waar ging je het dan zoal gaan zoeken?
De Troyer: “In het nachtleven, aanvankelijk. Je bent jong en ‘brestig’, zoals ze in Aalst zeggen. Je bent getraind, je recupereert snel, en je bent de adrenaline gewoon én je hebt plotseling veel tijd en niemand die over je schouder kijkt. Dan zeg je niet nee tegen een feestje, hé. Ook een job in het nachtleven lijkt op dat moment een logische stap. Ik had m’n bacheloropleiding Lichamelijke Opvoeding onderbroken om alles op het wielrennen te zetten. Een salesjob, met alle ‘loefafstekerij’ die erbij hoort – ook al was het dan in het wielermilieu, was toch ook niet echt wat ik zocht in het leven. En horecajobs lagen bijna voor het rapen. Ik hou erg van de chemie en de complexiteit van gastronomie en van de dynamiek die erbij hoort, dus daar heb ik me dan op gegooid. Maar bij een late ‘service’ hoort bijna onvermijdelijk ook steevast een stevig stapje in de wereld….”
Maar ook dat feesten heeft je iets bijgebracht?
De Troyer: “Ja, die feestjes hebben me véél bijgebracht. (lacht) Maar ik heb door dat nachtleven wel een grote liefde voor muziek ontwikkeld en me verdiept in elektronische muziek. Dat was m’n nieuwe passie, na het wielrennen. In die mate zelfs dat ik behoorlijk wat geld heb geïnvesteerd in DJ-apparatuur en me daar helemaal heb opgegooid. En ook dat ging me goed af. Ik won al snel enkele DJ-wedstrijden, en kreeg meteen een aantal mooie DJ-sets aangeboden. Ik heb gedraaid op festivals, in de Gentse Charlatan,.… Het werken in de nacht beviel me wel, op dat moment. En toen kwam corona….”
En toen?
Tim: “Ja, plots stopte alles, hé. Niet alleen voor mij trouwens, ook voor vele duizenden anderen. Ik had niks omhanden en ben toen terug beginnen fietsen. Puur recreatief, weliswaar. Maar sedert het eind van m’n wielerbestaan had ik geen fiets meer aangeraakt. Ik zag toen ook wat zo’n epidemie aanrichtte. Op grote schaal, en niet alleen bij de mensen die ziek werden, maar in hun omgeving. Bij hun vrienden en bij hun familie. Ik wou niet bij de pakken blijven zitten terwijl een groot deel van de wereld stopte met draaien. En ik ben gaan studeren. Verpleegkunde. Voor een stuk toch geïnspireerd door de omstandigheden van die periode.”