Hij stond aan de lift. Ik stond vooral te staren. Plots zag hij Valérie. Hij herkende haar. Ze stapte naar hem toe en gaf hem 3 kussen. Die hij maar wat graag in ontvangst nam. Mijn zus stond vlak naast haar. Hij was zo vriendelijk om haar ook te begroeten. En ik? Ik zag mijn moment gekomen, sprintte dat gat van 2 meter dicht en maakte als een gek dat ik ook in het rijtje stond. Ik feliciteerde hem en gaf hem vol overtuiging 3 dikke smakkerds. Cavendish? Die wist even niet wat er gebeurde. Net zoals de rest van de lobby in dat Parijse hotel.
Een scenario dat zich zondag niet zal kunnen herhalen. Cav is ondertussen uit de Tour gestapt. Koffer gepakt. Knop gedraaid. Alles op Rio. Een gouden droom. Cav was weer de Cav van weleer. Sprintte weer op zijn alom gekende manier. Was iets minder etterig dan we dat in het verleden al zagen. Rustig. Bewust bezig met een doel.
Het is toch vreemd hoe Cavendish de rust bij zichzelf vindt met mannen als Eisel rond zich. Hoe de externe factoren plots zijn functioneren mee bepalen. Het is de charme van Cavendish. En de charme van het zo gemiste HTC-High Road. Een ploeg waarvan niemand begrijpt dat zij geen sponsor meer vonden. Wielrennen en de financiële bepalingen. Zelden zo triest.
Cavendish daarentegen, zelden zo euforisch. Het gevoel dat je bij Cavendish krijgt, is het gevoel van leven. Hij is een man vol emotie. Die soms tranen laat vervagen in een binnensmonds gevloek. Of in een openlijke scheldpartij. Cavendish is – hoe je het ook draait of keert – een man van charisma. Iemand die er niet voor terugdeinst je zijn ongezouten mening voor te schotelen. Maar ook de vader die smelt als zoon en dochter in de buurt zijn.
Cav is terug! Snel en flitsend.
Op de fiets meedogenloos. Die Cav misten we. Even. Kort. En die Cav is nu terug. Snel. Flitsend. En dat allemaal dankzij een paar rondjes draaien op de piste. Hij vond het goede gevoel terug op houten planken en toonde op asfalt wat vertrouwen met een mens doet. De neus op het voorwiel en de wind die als een bezetene over de rug waait. De benen met een trapfrequentie die een ongeoefend fietser best niet imiteert. De ellebogen breed. Soms iets te. Cav zoekt de roem. En vindt die nog steeds.
Hij is apart. Zalig apart. Zelfs in zijn meest nukkige bui is hij nog boeiend. Hoewel de frustratie bij de journalisten dan al lang meters over de rand van de figuurlijke emmer heen loopt. Toch. Als Cavendish wint, verkeert iedereen in een bepaalde bui van euforie. Om de eenvoudige reden: als Cav iets doet, is het er meestal wel boenk op.
Ik zat in de wagen en keek naar het kleine televisiescherm. Valerio Piva had zonet Rogers weer in stelling gebracht. Zijn dochter zat naast hem. Al even tanden bijtend. De sprint was ondertussen in volle gang. Ik had het geluk gehad dat die lekke band van Rogers me een ronde langer in de volgwagen hield. De finale ronde op de Champs Elysées. Nu, 7 jaar later, is het nog steeds niet helemaal doorgedrongen. Ik was erbij toen Cavendish die fenomenale zege pakte. En Mark Renshaw tweede werd. Ik was erbij op de 1e rij. En ik koester. Iedere seconde. Iedere ademhaling.
Nu zondag geen herhaling van dat scenario. Nu zondag een andere Tour. Nu zondag een andere wereld. Als het moet vlieg ik wel een ander renner om de hals. Met 3 even dikke kussen als toen, in 2009.
Maar alleen als het moet. De schaamte van toen is nog net draagbaar.
Fotomateriaal: Davy De Blieck.