Toen Henri Vanlerberghe meteen na de oorlog de Ronde van Vlaanderen won, wilden journalisten weten hoe hij aan het front zijn conditie had onderhouden. Zijn antwoord was duidelijk: “Ik was bij de cyclisten, en als ne mens moet vluchten voor de obussen, dan kan dat niet rap genoeg gaan!” Het is 1 van de vele anekdotes uit ‘Koersen in de Groote Oorlog’, het boek dat verscheen naar aanleiding van de gelijknamige tentoonstelling in het Centrum Ronde van Vlaanderen in Oudenaarde. Daarin rakelt auteur Patrick Cornillie de meest onwaarschijnlijke verhalen op. Enkele bijzondere wetenswaardigheden op een rijtje.
Anno 2018 lijkt het onwezenlijk dat pakweg Chris Froome, Romain Bardet of Marcel Kittel een week na de Tour verplicht worden hun koersplunje te ruilen voor een soldatenuniform, maar in 1914 is het voor de meeste Tourrenners bittere realiteit. De ene zondag fietsen ze nog richting Parijs, de zondag die volgt worden ze onder de wapens geroepen. Overigens zullen 17 deelnemers aan die Tour van 1914 de oorlog niet overleven.
1. Op 4 augustus 1914 vallen Duitse troepen ons land binnen. Wat volgt is ware terreur. Ook veel onschuldige burgers worden gewelddadig aangepakt. Jacques Julémont, 22 jaar jong en actief bij de onafhankelijken, wordt zomaar op straat doodgeschoten. Hij is de 1e Belgische wielrenner die het leven laat. In het nabije Moelingen wordt Marcel Kerff samen met 5 van zijn dorpsgenoten opgeknoopt. Kerff eindigde in de allereerste Tour van 1903 als 1e Belg op de 6e plaats.
2. Zowat 1 miljoen Belgen slaan voor het oorlogsgeweld op de vlucht, vooral naar het neutrale Nederland. 40.000 militairen, die afgesloten zijn geraakt van de rest van het Belgische Leger, worden er – op basis van internationale conventies – geïnterneerd in kampen. Velen verblijven er 4 jaar lang en proberen daar hun liefhebberijen van weleer op te pikken. Daar hoort uiteraard ook de koers bij. In het kamp van Harderwijk leggen Belgische geniesoldaten zelfs een 400m lange wielerpiste aan. De wedstrijden trekken 1.000’en toeschouwers. De soldaten koersen er tegen elkaar en tegen jonge plaatselijke renners zoals Piet van Kempen en Piet Moeskops. Op die manier geeft België tijdens de
Groote Oorlog het Nederlandse wielrennen een onwaarschijnlijke boost.
3. Op 17 oktober 1914 gaan Duitsers ook in het Oost-Vlaamse Lotenhulle driest te keer. Meerdere bewoners worden opgepakt. “Waaronder een vermaard fietsrijder, over winnaar in vele coursen”, zo beschrijft Virginie Loveling de razzia in haar oorlogsdagboek. “Enkelen worden gefusilleerd, de cyclist weet te ontsnappen en vindt bescherming onderweg.” Die vermaarde fietsrijder is Marcel Buysse, op 22 maart van dat jaar nog winnaar van de (2e) Ronde van Vlaanderen. Buysse duikt een tijdje onder en wordt daarna smokkelaar. Door zijn bekendheid als wielrenner knijpen de Duitsers wel eens een oogje dicht – in 1912 heeft Buysse nog zowel Rund um Sachsen als Rund um Kassel gewonnen.
4. Heel wat wielrenners worden oorlogspiloot. Dat is minder verwonderlijk dan het vandaag misschien lijkt: begin 20e eeuw zijn de fiets en het vliegtuig relatief nieuwe, opwindende uitvindingen en het vergt behendigheid en lef om zo’n toestel – aanvankelijk niet meer dan een zwevende zeepkist – te besturen. Hun fascinatie voor
snelheid bekopen sommigen met hun leven. Zoals de schoonbroers Leon Comès en Leon Hourlier, in januari 1914 nog de winnaars van de 6-daagse van Parijs. Octave Lapize, winnaar van de Tour in 1910, wordt evenzeer door Duitsers uit de lucht ‘geplukt’. Ook 2 andere Tourwinnaars, François Faber en Lucien Petit-Breton, sneuvelen aan het front. Net als Girowinnaar Carlo Oriani, olympisch kampioen Léon Flameng en George Parent, 3-voudig wereldkampioen stayeren.
5. Omdat het parcours zich in het Etappengebiet en deels zelfs in Operationsgebiet situeert, kan er in 1915 geen 3e Ronde van Vlaanderen worden georganiseerd. De Duitse bezetter verbiedt alle wielerwedstrijden op de openbare weg. Maar dat is buiten de vindingrijkheid van Léon Van den Haute gerekend. Op 22 augustus pakt hij uit met een Ronde van Vlaanderen op… de velodroom van Evergem. Die gaat over een imaginair wegparcours van 150 km, zogezegd langs Oudenaarde, Kortrijk en Brugge, en wordt “… aldus ingericht dat men al de wederwaardigheden zal kunnen bijwonen die de rijders gewoonlijk tegenkomen, zoals de vliegende en vaste kontrolen, de breuken aan de rijwielen, waarbij elke rijder zichzelf uit den slag moet trekken, enz.” Op zondag 23 juli 1916 wordt nog eens zo’n ersatz-Ronde verreden, dit keer op de velodroom van ‘t Arsenaal in Gentbrugge. Winnaars van deze oorlogsedities zijn Leon Buysse en Pier Van de Velde.
6. Vanaf 1917 kan in Vlaanderen amper nog worden gekoerst. De Duitsers eisen al het rubber op, al vlug zitten de renners door hun voorraad aan fietsbanden. Op de koop toe verhoogt de bezetter de belastingen op pistemeetings. Organisatoren komen niet meer uit de kosten. Vooral de houten velodrooms krijgen het moeilijk. Ze vragen meer onderhoud en raken in verval. Het hout wordt verkocht… of gestolen. Tijdens de laatste oorlogswinter gaan onder meer de pistes van Zurenborg en ‘t Karreveld als rook door 1.000’en Antwerpse en Brusselse schouwen. Van de 42 wielerbanen die in 1914 bij de wielerbond waren aangesloten, blijven er maar 9 meer over.