Er is al heel wat te doen geweest over tubeless rijden. Terwijl er het in het mountainbiken al lang geen twijfels meer over bestaan en ook de gravelscene overstag gaat, is er bij de wegrenners nog heel wat scepsis. Wat is er immers mis met ons ouwe getrouwe binnenbandje? Niets, maar tubeless heeft nu eenmaal een aantal voordelen die voor elke fietser interessant kunnen zijn.
Zo heb je geen kans op stootlekken. Wanneer je net iets te enthousiast een stoep opknalt of een steen raakt is de kans groot dat je binnenbandje gekneld wordt tussen steen en velg. Met 1 of 2 gaatjes tot gevolg. Maar als je geen binnenbandje hebt, kan dat dus niet. Of stel dat je even over die leuke plugstreets bent geraasd en je bandje net dat ene scherpe steentje heeft geschept. Dat ene scherpe steentje dat zich langzaam een weg zoekt naar je binnenband en daar met het grootste plezier een gaatje in boort. Bij tubeless zorgt de latex ervoor dat het gaatje weer gedicht wordt.
Voor weigthweenies is er de gewichtsbesparing en wie snel uit de bocht wil accelereren moet minder massa in beweging zetten. Maar ook het rijcomfort en de wegligging gaan er sterk op vooruit. Doordat je met lagere luchtdruk kunt rijden, worden de oneffenheden beter gefilterd. De lagere druk maakt dat de band minder stuitert en meer contact houdt tijdens het rijden. In een bocht kan de band ook nog eens licht vervormen en wordt het contactoppervlak een beetje groter, wat een betere wegligging tot gevolg heeft. Het is dan ook niet verwonderlijk dat ook de profs stilaan tubeless leren ontdekken.
Om je fiets tubeless te zetten, heb je 3 dingen nodig. Tubeless of tubeless ready velgen, tubeless banden, een tubelessventiel en een tubeless vulkit met tubeless lint, latexvloeistof en een grote spuit. Tubeless velgen herken je onmiddellijk. Het velgbed is volledig gesloten en enkel aan de ventielopening is het oppervlak onderbroken. Een tubeless ready velg is in principe gewoon open en de spaaknippels zijn zichtbaar. Die dien je af te sluiten met speciaal daarvoor voorzien lint. Vaak heeft de constructeur dat al voor jou gedaan, maar soms moet je het zelf nog doen.
Verschil met gewone velg
Het verschil met een gewone velg ligt hem in het velgbed en de velgrand waar je band contact maakt met de rand. Bij een gewone velg is het bed rond naar binnen toe en zit er bovenaan de velgrand een klein haakje waarachter de band zich vastzet bij het oppompen. Bij een tubeless ready velg is er in het velgbed kort bij de velgrand een kleine verhoging waardoor de band als het ware tussen die verhoging en de velgrand wordt vastgeklemd. Bovendien wordt meer en meer ook het haakje weggelaten, de zogenaamde hookless-velg. Hierdoor krijgt de band een groter contactoppervlak met de velgrand en dicht hij beter af.
De zijkant van de band wordt immers minder naar binnen gedrukt doordat het haakje er niet is en zo wordt er geen spleetje gevormd. Dus ja, je kan van je gewone velg een tubeless maken. Al zal dat bij de ene beter gaan dan bij de andere en soms zelfs helemaal niet. Veel hangt af van de afwerkingsgraad en de vorm van de velg en de grootte van het haakje. De tubeless band heeft een extra coating die de band minder poreus maakt en de latexvloeistof makkelijker laat afdichten. Niet alle banden zijn immers geschikt om tubeless gemaakt te worden.
Tijdens een meerdaagse tocht vroeg een deelnemer om zijn wielen die hij zelf tubeless had gemaakt even na te kijken omdat hij steeds druk verloor. Toen we de banden op maximale druk zetten, spoot de latex door de poriƫn van de band uit. Deze band was dus helemaal niet geschikt. Hij had de wielen klaargemaakt kort voor het vertrek en de band hield mooi de, lagere, druk. Maar tijdens het rijden over minder goede wegen loopt door de schokken de druk in de band geregeld op. En omdat de latex de gaten onvoldoende kon dichten, ging er telkens wat druk verloren. Hij diende de rest van de tocht dan ook met binnenbandjes af te werken. Het is dus belangrijk dat je die dingen even checkt vooraleer je de hele operatie uitvoert.
Starterskit
Een tubeless ventiel is een ventiel met een rubberen afdichting aan het uiteinde. Die klem je vast met het moertje aan de andere zijde van de velg. Best is om een origineel ventiel te plaatsen. Die heeft de juiste pasvorm en dus goede afdichting, wat zorgt voor minder gehannes en ergernis achteraf. Het ventiel prik je gewoon door het tubelesslint heen. Nog beter is het lint te doorboren met een scherpe punt die je eerst hebt warm gemaakt. Zo scheur je het lint niet en zijn de randen meteen mooi afgerond.
Daarna volgt nog de vulkit. Meestal moet je je lint nog apart bijkopen maar bij sommige merken kan je een complete starterskit kopen. Kies een lint dat de binnenbreedte van je velg zo dicht mogelijk benaderd. Voor de hoeveelheid latex die je in je band doet, bestaat er geen echte regel. Bij racebandjes kan je de breedte gebruiken als vuistregel. Die afmeting rond je af naar het tiental daarboven en die hoeveelheid pomp je in je bandje. En een beetje meer kan geen kwaad. Hiervoor krijg je bij je kit meestal een grote spuit waarop je de hoeveelheid kunt aflezen en ook nog een tooltje om de ventielkern te verwijderen.
Bij een mountainbike moet er uiteraard meer in en mag je de breedte van de band zelfs verdubbelen. De vloeistof kan je bij een mountainbikeband makkelijk via de zijkant ingieten, omdat de band zich makkelijk op de velg laat leggen. Bij een racebandje gebruik je beter een spuit.
Hopelijk heb je nu een beetje beter het verschil tussen gewoon en tubeless begrepen. Kit gekocht? Alles mooi klaargelegd? Dan gaan we in de volgende reportage aan de slag! Er komt dus een praktijkgericht vervolg op deze theoretische reportage. Blijf ons dus volgen. Dat kan ook via sociale media of onze gratis nieuwsbrief!