DIT IS HET VERHAAL VAN DAG 2. LEES EERST DAG 1!
In de ochtend van 29 december wacht de vroege wielervogels een rijkelijk verzorgd ontbijt aan de kerstboom in Café Coureur. Het ontbijt is uitgestald voor de portretten van een juichende Tom Boonen en Greg Van Avermaet, en een houthakkerswielertrui van Café Coureur.
Zot Wyf
Het is nog donker als we opnieuw naar de start in Zutendaal vertrekken. Het begin van de route is de route van de vorige dag, in omgekeerde richting. Maar al snel rijden we door een nieuw landschap: een open heide aan de rand van het Pietersembos.
– ‘Ben jij niet Pieter?’, vraagt een meisje met korte broek. Ze volgt onze Strava-verslagen en heeft ons herkend.
– ‘Ja, dat ben ik. Maar wat jij doet, dat vind ik pas moedig’. We wijzen naar haar blote benen, volledig onder de modder.
– ‘Vanaf 8 graden: altijd korte broek’, zegt ze.
Later toont ze ons het ontwerp waarin ze haar Ridley-koersfiets liet bespuiten: “Zot Wyf”. Zot of niet, het is mooi om een vrouw met korte broek te zien tussen allemaal mannen met lange broek. Het respect dat we daarvoor voelen, doet ons bij haar groepje aanpikken.
Maar plots zien we nog bekende gezichten: Stephanie en Ben, die we op de kerstrit van Bergs & Cobbles ontmoetten in het Pays des Collines. We rijden een stukje met hen mee, tot aan een steile beklimming. Eenmaal boven kunnen we plots niet meer schakelen. De batterij van het elektronische schakelsysteem van Sram was op. We rijden met een nieuwe Trek Checkpoint, en hadden de batterij nog niet opgeladen. Weer zo’n domme beginnersfout. En daar staan we dan, met een klein verzet, op 8 km van de 1e bevoorrading.
LEES VERDER ONDER DE FOTO’S
Modderzandgrindbladerbagger
De paden zijn effectief modderbanen, met plassen en modderstroken zo diep dat de wielen er helemaal in wegzakken. Het vergt heel wat behendigheid om, als zo’n strook voor ons opdoemt, de vlotte tred van de pedalen aan te houden en de wielen met kracht door de modder te duwen zonder het evenwicht te verliezen. Belangrijke les: wees vastberaden, want als je bang wordt om te vallen en je gaat aarzelen, val je net.
Terwijl we ons er een weg door banen, proberen we synoniemen voor dit goedje te bedenken. Slijk, brei, smurrie, drek: die sappige woorden bestaan al. ‘Modderzandgrindbladerbagger’ bedenken we zelf.
Wout van Aert heeft dit soort modderploeteren cool gemaakt. Maar dat kan voor sommigen niet baten.
– ‘Ik houd het voor bekeken, dit hoeft voor mij niet’, zegt iemand.
– ‘Zou het stuk dat nu volgt ook zo modderig zijn?’, vraagt iemand anders.
Fietsenmaker van dienst aan de bevoorrading is Luc Vandevenne, die ook freelance voor Ridley werkt en tevens onze collega is bij WielerVerhaal. Aan zijn stand staan minstens 10 fietsers aan te schuiven, en de rij achter ons wordt langer en langer. Het ene na het andere slachtoffer rijdt binnen, volledig bedekt onder de modder, met schijfremmen piepend als blatende ezels. Op Luc’s tafel liggen hoopjes afgesleten remblokjes vol modder en zandkorrels.
Wij staan er met een lang gezicht, diep teleurgesteld dat we de editie van Lumberjack 2021 misschien niet zullen kunnen uitrijden. Opgeven staat immers niet in onze woordenboek. Kunnen we 100 km lang aan een cadans van boven de 100 door extreme modder zot draaien?
Opgave?
Als de opgave nadert, zijn we moeilijk aanspreekbaar. Dat kan ‘Zot Wyf’ misschien wel merken, want we zijn niet erg spraakzaam als zij met een positieve ingesteldheid en humor staat aan te schuiven om haar remblokken te laten vervangen.
Tot iemand zegt: ‘Zet er even mijn batterij op en schakel naar een iets groter verzet. Dan kan je toch al iets sneller rijden, en er volgen toch niet meer zoveel hellingen.’
Dat is onze deus ex machina. Vol goede moed vertrekken we samen met Stephanie en Ben, en 3 West-Vlamingen. Maar we verloren meer dan een uur aan de bevoorrading, dus nemen we ons voor om de rest van de rit op volle kracht te rijden. We willen kost wat kost uitrijden.
Afvallingskoers
De volgende 30 km rijden we aan een rotvaart en snijden we 5 km af om via asfaltwegen verloren tijd in te halen. De route passeert opnieuw aan het startpunt in Zutendaal. Zij die de korte route rijden, stoppen hier na een modderrit van 66 km. Ook velen die van plan waren de lange route te rijden, inclusief de lus van 60 km door Haspengouwse velden ten zuiden van het Nationaal Park Hoge Kempen, houden het voor bekeken. Dit is een echte afvallingskoers. We spuiten onze fiets af, maar aan stoppen denken we niet. Net wanneer we weer denken te vertrekken, komen Stephanie en Ben toe.
Ze geven een opsomming van alle mechanische problemen die ze ondervonden: stokkende ketting, geen remkracht meer,… Ook zij zijn vastberaden de hele rit uit te rijden. Een ingesteldheid die we wel weten te waarderen. We besluiten samen de strijd aan te gaan met de Haspengouwse modder. Maar 10 km en een paar modderbaden in het Munsterbos verder krijgt Stephanie lekke band.
– ‘De 1e wet van het fietsen: een ongeluk komt nooit alleen. Bovenop de platte batterij hebben we geen pech meer gehad, maar het noodlot kan op elk moment toeslaan’, zeggen we, een houten tak vasthoudend.
We besluiten solidair te wachten. Het kan ons nog maar weinig schelen dat we in het donker zullen moeten rijden. Soms zijn kameraadschap en solidariteit onderweg belangrijker. Maar als Stephanie’s klikplaatjes ook nog eens loskomen en ze weer moet stoppen, drukt ze ons op het hart toch alleen verder te rijden. Ze zullen hun rit toch inkorten.
– ‘We bezorgen je niks dan last’, lachen ze.
LEES VERDER ONDER DE FOTO’S
Eenzaam in de regen
Daar gaan we dan, alleen de laatste 50 km tegemoet. De eerste 20 km in de gietende regen over ondergelopen asfaltbaantjes door velden en langs oude hoeves, tot aan Café Coureur. Terwijl we onze fiets afspuiten, breekt zowaar de laaghangende zon nog door, net voor ze achter de horizon zou wegzakken en de duisternis zou intreden.
Er staat nog een tafel vol lekkernijen, maar er is geen levende wielrennersziel meer te bespeuren. Iedereen is ofwel al gepasseerd, of heeft opgegeven. Maar wie anders dan Kevin komt naar buiten om ons een jenevershotje aan te bieden? Er zijn ook rijsttaartjes, havermoutkoeken, frisdrank, sportdrank, bananen, noem maar op.
– ‘Hoe is de laatste 30 km?’, vragen we.
– ‘We hebben de route niet gebouwd, maar we hebben van horen zeggen dat die relatief eenvoudig zijn’, antwoordt Kevin.
Buiten staat het groepje Nederlanders hun fietsen af te spuiten.
– ‘Er volgt nog veel modder’, zeggen ze. ‘De route gaat dwars door velden. Reken maar op 15 km veldwegen, en 15 km asfaltwegen.’
Maar de goden zijn ons goed gezind. Café Coureur is het meest zuidelijke punt van de route, en daarna blaast de krachtige zuidenwind recht in de rug. Dat betekent: over de asfaltstukken vlammen tegen 40 km/u, over de vlotte grindwegen tegen 30km/u, op de modderstroken was het moeilijk om uit de wind enig voordeel te halen.
Niet berijdbaar
De vele smalle paadjes tussen hekken dwars door velden zijn glijbanen geworden. Op sommige plaatsen is de modder zo diep dat er geen wiel meer door kan draaien, en dat je schoenen er volledig in wegzakken. Het is bovendien pikdonker. Gekkenwerk.
Lichtelijk gefrustreerd vragen we ons af waarom de organisatie het parcours niet meer verkende om deze niet-berijdbare stukken te vervangen door asfaltwegen. We fietsen vaak in de modder, maar een minimum voorwaarde zou moeten zijn: het wiel moet kunnen draaien.
Eenzaam en met piepende remmen rijden we de après-bike aan aankomstplaats Zutendaal binnen, waar nog een paar hardnekkige feestvierders rond het kampvuur zitten te dansen. Ze kijken verbaasd op, omdat er zo laat nog een finisher binnenrijdt. Het is 18:15, 9 uur nadat we die ochtend waren vertrokken. Hun applaus geeft ons een voldaan gevoel. We houden van dit soort waanzinnige ondernemingen, maar als anderen dat waarderen is het nog mooier.