Heuvels, wijngaarden en vooral veel gravel, dat is wat er deze zaterdag 5 maart 2022 op het menu staat in de Strade Bianche. Bij de vrouwen loopt 23,1% van het parcours over gravel, bij de mannen is dat zelfs 34,2%. Dat is procentueel meer dan het aantal kasseistroken in Parijs-Roubaix. Wij vatten de essentie van het parcours in een notendop samen.
Schifting
Ladies first. De vrouwen rijden zaterdag 136 km in de Strade Bianche Donne en gaan op zoek naar een opvolgster voor Chantal van den Broek-Blaak. In totaal leggen zij tussen het Piazza della Liberta en het Piazza del Campo 8 gravelstroken af, goed voor 31,4 km. Alle stroken zitten overigens ook in de mannenwedstrijd, dus ze kunnen bij wijze van spreken samen op verkenning. Na zo’n 18 km is er de 1e strook (Vidritta), die lichtjes bergaf loopt en ‘slechts’ 2,1 km lang is. Een mooie opwarmer dus.
Sector 2 (Bagnaia) volgt al enkele kilometers verder en dat is andere koek. Deze gravelweg van 5,8 km loopt over een klim die tot 10% steil is. Via Radi gaat het meteen naar een strook van 4,4 km en naar La Piana (5,5 km), een strook die al altijd in het parcours gelegen heeft. Deze stroken vormen samen het 1e luik. Wanneer we na zo’n 55 km Buonconvento bereiken, zal er al een 1e schifting zijn gemaakt.
Le Tolfe
In het middenrif moeten de rensters over de San Martino in Grania (9,5 km), een vreselijke strook die voortdurend op en neer loopt, maar toch vooral óp. Vervolgens is er 30 km asfalt, waar enige schade misschien nog kan worden rechtgezet. In de finale zal dat waarschijnlijk niet meer lukken. De koers wordt gereden op de laatste 3 stroken van de dag. Vooral Sector 7, met de klim naar Colle Pinzuto, is met stukken tot 15% gemaakt om te schiften. De laatste gravelstrook naar Tolfe is maar 1,1 km lang, op het stukje van 18% ligt wel de ideale kans om solo richting Siena te rijden.
In die slotkilometers liggen nog een paar steile puisten. Zoals we inmiddels wel gewoon zijn, kan je richting de finish op de slothelling ook nog het verschil maken. Mathieu van der Poel ging hier vorig jaar als een fusee te keer, normale mensen moeten op die slotmeters zwoegen om überhaupt fietsend boven te geraken.
3 extra stroken
De mannen rijden eigenlijk niet zo gek veel meer kilometers dan de vrouwen. Over de 184 km moeten ze wel het dubbel aantal gravelkilometers afleggen. Het verschil zit in Sector 5 (Lucignano d’Asso – 11,9 km), Sector 6 (Pieve a Salti – 8 km) en Sector 8 (Monte Sante Marie – 11,5 km). Ook de Montalcino, een lastige helling van 4 km aan 5% over het asfalt, moeten de vrouwen niet betwisten. Na deze helling volgt de bewuste Sector 5 en na een tussenstuk van amper 1 km komt ook Sector 6 er al aan. Ongetwijfeld zal het peloton hier in grote stukken scheuren.
Mogelijk wordt de echte schifting tussen ‘heel goed’ en ‘super’ pas gemaakt op Sector 8, die geboekstaafd staat als de zwaarste van de wedstrijd. Deze ‘Monte Sante Marie’ wordt sinds 2017 ook wel de Settore Fabian Cancellara genoemd, nadat de Zwitserse hardrijder verschillende keren indruk maakte op deze passage. Hij ging zelf ter plaatse om het naambordje te onthullen. Het moeilijkste stuk op deze strook ligt halverwege, met de Muro di Monte Sante Marie. Dit is een stuk van 1 km aan een gemiddelde van 10,7%. Over de vertrouwde wegen loopt het verder richting aankomst.
Met meer dan 3.000 hoogtemeters voor de mannen en 2.647 hoogtemeters voor de vrouwen op een beperkt aantal kilometers is de Strade een halve klimkoers. Logisch dus dat figuren als Bernal en Pogacar en lichtgewichten als Pidcock en Bilbao er de laatste jaren wedijveren met de puur klassieke renners. Zaterdagavond weten we welke namen we op de erelijsten mogen bijschrijven.