De Parijs-Roubaix Challenge, dat is niet zomaar wat over kasseien rijden. Dat is opgaan in wielergeschiedenis. Vorig jaar in de herfst, in heroïsch slechte weersomstandigheden. Dit jaar in de lente, en het oplaaiende stof zorgde voor al even heroïsche taferelen. Racen door het stof. En tegen de klok. Want Elisa Longo Borghini zat ons op de hielen.

Bij elke traditie is het mooi om de uitdaging telkens een beetje op te drijven: dit jaar zouden we ons wagen aan de 170 km. Deze afstand bevatte álle 30 kasseistroken die de mannen ook doen. Meer dan 50 km kasseien. De organisatie pakte er voor het eerst mee uit, want bij de vorige editie was dit nog niet mogelijk.
Het betekende wel dat de tijdslimiet een nog strakkere gesel zou worden. De vorige challenge deden we ‘slechts’ 19 kasseistroken. De website van de organisatie is duidelijk: ‘Je moet ten laatste om 15u15 in de Velodroom van Roubaix zijn. Anders zal de organisatie je naar een andere aankomst leiden. De gemiddelde snelheid die nodig is om de finish van de 170 km op tijd te bereiken bedraagt 22,6 km/u als je vertrekt om 07u30.’
De wielerliefhebbers moesten immers ver genoeg voor de profvrouwen blijven uitrijden. Want, nadat je zelf de mythische velodroom van Roubaix bent opgedraaid – tenminste, als je binnen de tijdslimiet kunt finishen – ben je getuige van de aankomst van de vrouwen.
4u30 opstaan
Om 07u30 in startplaats Busigny zijn, dat betekende om 04u30 opstaan. Een zwaardere geseling dan over de kasseien denderen, dachten we. Achteraf bekeken waren we beter vroeger vertrokken. Later zal blijken waarom.
Maar wat ons het meest zorgen baarde, was dat we 3 weken geen fiets hadden aangeraakt omdat we net terugkwamen van lange reportagereis in Oekraïne. Zonder voorbereiding de Hel van het Noorden trotseren: een beetje zoals Wout van Aert, dachten we. Maar dat klopt natuurlijk niet. Van Aert had stiekem zitten trainen. Wij waren door de oorlogservaringen in Oekraïne zelfs vergeten dat we überhaupt nog konden fietsen.
Je beseft wel: het is een voorrecht om prachtige fietstochten te mogen maken. Een voorrecht waarvoor we dankbaar zijn. Maar met dankbaarheid alleen raak je niet ver in de Hel. Daar heb je benen voor nodig, kracht om de fiets aan hoge snelheid over de kasseien te blijven duwen.




Hoogtemeters en kasseivliegen
Achter de ochtendmist, die magistraal over de eindeloze gele bloemenvelden hing, schuilde een helderblauwe lucht. Het was bibberen, maar de been- en armstukken zouden na de 1e bevoorrading wel in de achterzakken verdwijnen. Na 11,2 km verscheen de 1e kasseistrook: Troisvilles à Inchy (2.700 meter, 3 sterren). 6 km verder: Viesly à Quiévy (1.800 meter, 3 sterren). 3 km verder: Quiévy à Saint-Python (3.700 meter, 4 sterren).
We herinneren ons van vorig jaar een hoofdzakelijk vlak parcours, op de Pevelenberg na. Maar deze nieuwe kasseistroken gingen over golvend terrein, met hier en daar zelfs een paar stevig hellende exemplaren. In totaal zouden we op 900 hoogtemeters afklokken, tegenover 300 in 2021.
Ook verbaasden we ons over de schoonheid van deze wegen: vooral Quiévy à Saint-Python, een bijna 4 km lang kasseilint dat slingert door uitgestrekte groengele velden, kilometerslang naar boven en kilometerslang weer naar beneden. Kasseivliegen – aan duizelingwekkende snelheid over de kasseien razen om de wrijving tussen band en kassei te minimaliseren – is makkelijker gezegd dan gedaan op zulke kasseiwegen die aan een stevig percentage naar boven hellen. Maar ze zijn wel dubbel zo mooi.
Het échte werk
De stroken volgden elkaar snel op: Saint-Python, Vertin à Saint-Martin-sur-Ecaillon, Haussy, Saulzoir à Verchain-Maugré. Onze tactiek: goed doseren en temporiseren op de asfaltstukken, en alles uit de kast halen op de kasseistroken. Dat lukte, maar dit waren allemaal relatief makkelijke stroken.
Op Verchain-Maugré à Quérénaing, Quérénaing à Maing, Maing à Monchaux-sur-Ecaillon ging het goed vooruit. Op de kasseistroken reden we alle renners voorbij die ons op de asfaltstukken hadden ingehaald. Dit is de adrenaline van de Parijs-Roubaix Challenge waar je haast verslaafd aan wordt: de all-out inspanningen op de kasseien, de detente op de asfaltstukken tussendoor.
Maar de moeilijkheidsgraad van de stroken steeg. Toen de naam ‘Wallers’ verscheen, wisten we dat het échte werk begonnen was. Eerst: Haveluy à Wallers (2.500 meter, 4 sterren). En dan voel je hem langzaam komen: de hel van het Bos, Trouée d’Arenberg (2.300 meter, 5 sterren). Dit schreven we vorig jaar: ‘Scherpe en hoog uitstekende kasseien met daartussen leegte, diepe gaten. Onbegrijpelijk hoe je hier ooit met een fiets over kunt.’
Toen reden we met een Ridley X-Night cyclocrossfiets, nu met een Trek Checkpoint SL6 gravelbike. Maar duwen moet je met eender welke fiets. Nog een energiereep binnenwerken, in de laatste meters voor de strook een sprint trekken tot een snelheid van 35 km/u en dan: BAM!




Moordende vicieuze cirkel
Dit is niet zoals de andere stroken. Als voor je een diepe verzakking opdoemt: erover jumpen en blijven duwen, duwen, duwen. Het fietskader kraakt langs alle kanten, de banden slagen hard op de scherpe kasseiranden. Ergens in het midden voel je: het gaat niet meer. Maar snelheid verliezen, is geen optie. Dan kan je niet meer optrekken en wordt deze passage pas écht een lijdensweg. Het belangrijkste is om zo snel mogelijk van deze hel af te zijn, dus bijt je door vele pijngrenzen heen om de snelheid aan te houden, ook al zegt elke vezel in je lijf: vertraag, stop, rust.
De mensen die langs de kant hadden postgevat om straks de vrouwen aan te moedigen, stuwden ook de wielerliefhebbers vooruit. Het is bijzonder om te voelen hoe deze aanmoedigingen kracht geven om door te zetten. Op het einde van deze hel heb je nog altijd maar 78 km van de 171 km afgelegd. Vanaf hier hadden we het parcours vorige editie al eens gedaan. De beschrijving van die stroken kan je in ons verslag van 2021 lezen.
De volgende 50 km zouden we de Man met de Hamer tegenkomen. Of Aeolus, de Griekse god van de wind. Lag het aan de god, die vanaf hier pal in het gezicht zou blazen? Of aan de hamer, met andere woorden: onze eigen verslechterde conditie? Met tegenwind is het moeilijk om snelheid aan te houden, met als gevolg dat je veel meer schokken van de kasseien te verwerken krijgt, waardoor je snelheid nog verder afneemt. Een moordende vicieuze cirkel.
Op de hielen
We kwamen nipt binnen de tijd aan bij de laatste bevoorrading. Om voor 15u15 in de Velodroom aan te komen, zouden we de resterende 35 km moeten afleggen in anderhalf uur. Dat moest lukken, zeker omdat we zoals Mathieu van der Poel in de koers een dag later, een 2e adem vonden. Plots lukte het weer, vliegen over de kasseien, en zelfs op de asfaltstukken tussendoor bleven we voluit gaan.
Maar waar we de kasseistrook Camphin-en-Pévèle links hadden moeten opdraaien, wees een agent rechtdoor. Afgesloten. Dat was een teken aan de wand, een teken dat Elisa Longo Borghini, Lotte Kopecky, Lucinda Brand en co aan een stevig en vooral razendsnel nummer bezig waren. Ze zaten ons op de hielen.
Gelukkig konden we aan de beruchte Carrefour de l’Arbre opnieuw het parcours op. We konden aanpikken bij een groepje hardrijders. Aan meer dan 30km/u over Carrefour de l’Arbre razen, tussen de supporters, door het oplaaiende stof van voorbijrijdende motoren: het gaf een ongelooflijke kick.




Tantaluskwelling
Om 15u05, 10 minuten voor de tijdslimiet, kwamen we aan bij de Velodroom, vol adrenaline en verwachting om de bekende bocht naar rechts te maken en de euforie op de piste te ervaren. Maar aan de toegang stond een agent. ‘5 minuten geleden afgesloten’, klonk het. 5 minuten! Een onaangename verrassing om op zo’n moment vast te stellen dat de tijdslimiet zomaar veranderd was. Maar de vrouwen kwamen er te snel aan.
Koersen is soms winnen, en veel verliezen. Ook deze domper was een koerservaring. Hier konden we proeven van de teleurstelling die veel renners in grotere mate voelen. Wij leven er gewoon naartoe, zij trainen er maandenlang voor. Om dan in volle finale onderuit te gaan, zoals de net-niet van Florian Vermeersch vorig jaar, of de dramatische val van Yves Lampaert dit jaar.
Zelfs wij hebben nog urenlang lopen balen. Parijs-Roubaix rijd je gewoon óm op die Velodroom aan te komen. Met 30 kasseistroken in de benen door een agent worden afgeleid, weg van de mythische Velodroom, komt eerder in de buurt van de mythische tantaluskwelling.
Pas de ochtend nadien drong het besef van een belangrijke levenswijsheid door: de reis is belangrijker dan de bestemming. En de pijn in de dijen, die drong ook door. Tot onze grote verbazing en ondanks de slechte voorbereiding hielpen ze ons om op bijna alle kasseistroken onze persoonlijke records te breken. Maar daar betaal je altijd een prijs voor.