Een week voor de profs werd de beloftenversie van Luik-Bastenaken-Luik gereden. De Italiaan Francesco Busatto won de wedstrijd en tekende aansluitend een profcontract bij Intermarché-Circus-Wanty. 1e Belg was Ramses Debruyne op een knappe 4e plaats. “Ik mocht dit jaar al meermaals proeven van het hoogste niveau en ben op die manier nog een tikkeltje sterker geworden”, verklaart hij zijn mooie ereplaats.
Van ver op kop
Dat Ramses Debruyne een helling omhoog kan, is algemeen geweten. Bij de junioren werd hij al 2e in de hoog aangeschreven Aubel-Thimister-Stavelot en ook afgelopen zaterdag was hij op de afspraak. In de sprint van een dozijn koplopers moest hij echter keuzes maken. “Ik zat niet perfect gepositioneerd en kwam op 400 à 350 meter van de meet in de positie dat ik de sprint wel moest aanzetten”, duidt hij. “Lecerf Junior reed nog op kop, dus om te winnen, moesten we hem sowieso nog voorbij. Uiteindelijk kwamen er nog 3 jongens over.”
“Aanvankelijk was ik wel teleurgesteld”, biecht de jonge Belg uit Rollegem op. “Nadat ik alles rustig liet bezinken, overheerst wel de tevredenheid. Het was een opsteker. Al kwam die ook niet onverwacht, want ik heb naar deze periode toegewerkt. Vlak voor het Circuit des Ardennes (waarin hij 17e werd in het eindklassement, red) werd ik ziek en daardoor was ik daar nog net niet goed genoeg. Dat is jammer, want de aankomsten lagen me wel, al was er aan Mathias Bregnhøj sowieso niets te doen.”
Met Busatto kwam Debruyne een oude bekende tegen. “Ik had hem al gespot tijdens een aantal wedstrijden tussen de profs en daar oogde hij ook al sterk. In Aywaille werden we 2e en 3e, dus ik leun aan tegen zijn niveau. Hij heeft wel de troefkaart dat hij ook nog eens erg snel is en dan is het logisch dat hij volgend jaar weer een stap voorwaarts zet.”
Tussen Alaphilippe en Bardet
Tijdens die profwedstrijden sloeg Debruyne allerminst een modderfiguur. Een 24e plek in de Trofeo Laigueglia, de openingsklassieker in Italië, staat sowieso mooi op zijn CV. “Ik vond het ook straf dat ik overleefde in de 1e waaier in de Faun Drôme Classic. Ik zat daar tussen jongens als Julian Alaphilippe en Romain Bardet. Op het einde kwam ik nog wat tekort, maar dat is normaal tegen jongens die al heel wat Grote Rondes in de benen hebben.”
Met wat extra vertrouwen snijdt Debruyne nu ‘zijn’ maanden aan. Vorig jaar werd hij in mei al 6e in de Strade Bianche en werd hij 4e en 2e in Italiaanse eendagswedstrijden in juni. “Eerst zal ik richting de Ronde van Bretagne gaan en vervolgens staat normaal gezien de Flèche Ardennaise op mijn menu. In principe is die net te zwaar voor mij. Ik ben geen pure klimmer omdat ik nu eenmaal geen springveer van 50 kilo ben. Op lastige parcoursen kan ik wel altijd overleven, dus het wordt afwachten of dat daar lukt.”
Ook de Giro staat normaal gezien op het programma van de West-Vlaming. “De precieze rittenschema’s moeten nog bekend worden gemaakt. Een klassement rijden is mogelijk niet aan mij besteed, dus dan zal ik er eerder een aantal ritten uitkiezen. Vervolgens wil ik die vorm aanhouden en ook opnieuw scoren in Italiaanse eendagswedstrijden zoals de Piccolo Lombardia, al is dat al aan het einde van het seizoen.”
Glasgow
Bij de jeugd werd Debruyne al eens 20e op het WK (in Yorkshire) en nu de regenboogtrui opnieuw in Groot-Brittannië (Glasgow) wordt uitgereikt, droomt hij al van een selectie. “Het zal vermoedelijk veel draaien en keren zijn en ik hoop dat het een omloop wordt waarop ik lang kan overleven. Bovendien heb ik in de zomervakantie alle tijd, want tijdens het jaar combineer ik de koers nog met een aantal vakken in de bio-industriële wetenschappen aan de Universiteit van Gent. Dat is niet altijd eenvoudig, al zitten we in kleine groepjes en kan ik dus wel goed opgevolgd worden.”
Debruyne is voorlopig meer een man van vele ereplaatsen dan van enkele uitschieters in de vorm van klinkende overwinningen. “Natuurlijk zou ik er graag ook eens zo eentje binnenhalen”, lacht hij. “Helaas heb ik geen geweldige sprint, al ben ik er wel al vaak dichtbij geweest. Of ik met een grote zege de deur naar de profploeg van Lotto Dstny definitief openbeuk, weet ik niet. We hebben daar nog niet over gebabbeld, al voel ik me sowieso thuis in deze ploeg en heb ik een goede band met alle ploegleiders.”
Ook met zijn iets oudere collega’s als Maxim Van Gils en Arnaud De Lie heeft Debruyne al een goede relatie. “We trainen en koersen geregeld samen en ik vind dat ze een sterk voorjaar hebben gereden. De ploeg was overal present met ook nog Andreas Kron en Florian Vermeersch, die jammer genoeg vaak had af te rekenen met pech. Ik heb niet het gevoel dat de status van continentale ploeg veel veranderd heeft. Of ik volgend jaar een volwaardig lid zal zijn van die groep, durf ik nu nog niet zeggen. Eerst resultaten halen en dan komt de rest vanzelf wel!”